Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright
Met behulp van instellingen kunt u de gebruikersinterface en het programmagedrag in EPLAN Smart Wiring individueel aan uw behoeften en aan uw werkwijze aanpassen. De volgende instellingen zijn mogelijk:
- Uit vier aangeboden schema's kan de gewenste kleurencombinatie waarin de gebruikersinterface wordt weergegeven, worden geselecteerd.
- Wanneer u de productiewerkzaamheden van een project hebt afgesloten, kunt u ten behoeve van de kwaliteitscontrole een controlemodus activeren. In deze modus kan het resultaat van de controle voor elke in de verbindingslijst opgenomen routeringsverbinding worden gedocumenteerd.
- Wanneer in uw productieproces het draadconfectioneringsapparaat "Rittal Wire Terminal WT" is geïntegreerd, kunt u EPLAN Smart Wiring dienovereenkomstig inrichten en gereed maken voor de import van andere machinespecifieke verbindingsinformatie.
- Wanneer verbindingseigenschappen voor de labeling van kabelverbindingen (kabeladers), draden (individuele aders) of slangen moeten worden afgedrukt, kunnen ook de uitvoergegevens worden bepaald en de tekengrootte en het lettertype worden geselecteerd.
- Met uitzondering van kabels is het mogelijk om de weergave van de verbindingslijst te beïnvloeden, door de weergegeven kolommen van de verbindingseigenschappen met behulp van een configuratiedialoogvenster zo samen te stellen dat ze voldoen aan uw wensen voor de installatie.
Kleurenschema instellen
Werkwijze
- Kies de menuopdrachten Instellingen > Kleuren.
- Selecteer uit de lijst een van de vier beschikbare kleurencombinaties.
- De kleuren van de gebruikersinterface worden daarna direct aangepast.
Controlemodus activeren
In de Controlemodus is het mogelijk om de kwaliteit van de geïnstalleerde bedrading door het toekennen van een controlestatus te documenteren.
Voorwaarden
- U hebt een project van het type *.EPDZ geopend of voortgezet.
- Het project is afgesloten, d.w.z. dat alle routeringsverbindingen van het project de status "Geïnstalleerd" hebben.
Werkwijze
- Kies de menuopdrachten Instellingen > ControlemodusModus waarmee het na de installatie van alle draden in de schakelkast mogelijk is, om te documenteren of de door de bedrader in EPLAN Smart Wiring aan elke routeringsverbinding toegekende status "Geïnstalleerd" correct is ..
- Kies de optie Toepassen.
- Alle routeringsverbindingen die tot dusver in de verbindingslijst de status "Geïnstalleerd" hebben, krijgen nu de status "Te controleren" .
Opmerking
Wanneer er in de verbindingslijst van het project routeringsverbindingen voorkomen die de status "Gedeeltelijk geïnstalleerd" of "Niet geïnstalleerd" hebben, worden deze bij geactiveerde controlemodus in de verbindingslijst verborgen.
Installatiemodus instellen
Met deze modus is het mogelijk om EPLAN Smart Wiring voor het productieproces met de draadconfectioneringsapparaten "Rittal Wire Terminal WT" in te stellen.
Werkwijze
- Kies de menuopdrachten Instellingen > Installatiemodus.
- Kies de menuoptie Wire Terminal.
- De instelling zorgt ervoor dat bij het openen van een project in de voetregel van het selectiedialoogvenster een extra selectievakje "Wire Terminal"-bestand laden wordt weergegeven.
- Daarnaast is het projectmenu uitgebreid met een extra menuopdracht met de naam " Wire Terminal"-bestand laden.
De aanvullende instellingen maken het mogelijk om de vereiste verbindingsinformatie in de vorm van een CSV-bestand in te laden; deze komt vanuit de machinesoftware en wordt door uw beheerder in een bepaalde directory ter beschikking gesteld.
Opmerking
Wanneer het verbindingstype "Kabel" voor bewerking is geselecteerd, kan de installatiemodus niet worden ingesteld.
Afdrukuitvoer voor de labeling van verbindingen instellen
In EPLAN Smart Wiring kunnen verbindingseigenschappen van routeringsverbindingen voor de labeling van kabelverbindingen (kabeladers), draden (individuele aders), draadbruggen en slangen worden afgedrukt.
Voorwaarden
U hebt een project van het type *.EPDZ geopend of voortgezet.
Werkwijze
- Kies de menuopdrachten Instellingen > Labeling.
- Kies in het menu Labeling de optie Uitvoergegevens.
- Activeer in de hierna weergegeven lijst alle verbindingseigenschappen die u wilt afdrukken.
- Ga terug naar het menu Labeling en kies de optie Lettertype-instellingen.
- Selecteer in het menu Lettertype-instellingen de gewenste tekengrootte en lettertype.
- Ga opnieuw naar het menu Labeling en kies de optie Instellingen scheidingsteken.
- Definieer in het menu Instellingen scheidingsteken een van de vooringestelde scheidingstekens voor de uitvoergegevens bij het afdrukken. In het veld Gebruikergedefinieerd kunt u een willekeurig teken als scheidingsteken definiëren.
Opmerkingen
- Houd er rekening mee dat na het genereren van een nieuwe projectinstantie standaard de uitvoergegevens bron, doel en beschrijving voor de afdrukuitvoer zijn ingesteld.
- De uitvoergegevens die door u voor het afdrukken zijn ingesteld, worden bij de betreffende projectinstantie opgeslagen. Wanneer bijvoorbeeld een collega zich onder zijn naam bij EPLAN Smart Wiring aanmeldt en dezelfde projectinstantie bewerkt, blijven de instellingen van de eerder gedefinieerde uitvoergegevens behouden.
Kolomweergave van de verbindingslijst wijzigen
Afhankelijk van de informatie die u voor de installatie van de routeringsverbindingen in de schakelkast nodig hebt, kunnen in de verbindingslijst de benodigde kolommen met de betreffende verbindingseigenschappen individueel naar wens worden aangepast. Hiervoor is het hieronder getoonde configuratiedialoogvenster beschikbaar; dit venster bestaat uit twee helften. Klik of druk op de afbeelding, wanneer u deze groter wilt weergeven.
De linker helft toont de kolomelementen van de beschikbare verbindingseigenschappen, de rechter helft de kolomelementen van de reeds geselecteerde verbindingseigenschappen die actueel in de verbindingslijst worden weergegeven. Om de kolomconfiguratie in de verbindingslijst te wijzigen, kunt u in het configuratiedialoogvenster met "slepen & neerzetten" andere kolomelementen vanuit de linker helft naar de rechter helft verplaatsen, of omgekeerd. Daarnaast is het mogelijk om de volgorde van de kolommen in de verbindingslijst aan te passen, door in het configuratiedialoogvenster de positie van de geselecteerde kolomelementen met "slepen & neerzetten" in verticale richting te veranderen. De gekozen kolomconfiguratie kan als schema worden opgeslagen.
Opmerkingen
- Na aanmelding bij EPLAN Smart Wiring wordt het laatste door u opgeslagen schema automatisch voor alle geopende of voortgezette projecten gebruikt.
- Het schema wordt gebruikerspecifiek opgeslagen, dat wil zeggen dat wanneer u zich onder een andere gebruikersnaam hebt aangemeld, dat het schema dat het laatst door deze gebruiker is gebruikt voor alle geopende of voortgezette projecten wordt gebruikt.
- Het is mogelijk om met de knop Terugzetten op elk moment een standaardinstelling te selecteren, die in de verbindingslijst in de kolommen met de verbindingseigenschappen Nr., Draadtype, Bron, Doel, Dwarsdoorsnede Kleur, BundelVoorsortering van gerouteerde draden voor de confectionering. Achter elkaar of parallel te routeren draden worden organisatorisch gecombineerd en als gelabelde bundels aan de bedrading ter beschikking gesteld. en Status beschikbaar is.
- Wanneer u het verbindingstype "Kabel" hebt geselecteerd, kunnen de kolommen in de verbindingslijst niet worden geconfigureerd.
Omdat bij de kolomconfiguratie vanwege de beschikbare ruimte niet alle verbindingseigenschappen in de verbindingslijst naast elkaar kunnen worden weergegeven, wordt elk kolomelement in het configuratiedialoogvenster met een nummer tussen "1" en "3" aangeduid. Het nummer staat voor de relatief benodigde ruimte van de betreffende kolom in de verbindingslijst en heeft de volgende betekenis:
1: Kolombreedte klein
2: Kolombreedte middelgroot
3: Kolombreedte groot.
Bij het selecteren van de kolomelementen wordt de benodigde ruimte intern in het programma berekend, waarbij de som van de kolombreedtes niet groter mag zijn dan "18" . Boven de geselecteerde kolomelementen in de rechter helft van het dialoogvenster, wordt de berekende waarde en de maximale waarde weergegeven. Wanneer de maximale waarde wordt overschreden, kunnen er geen verbindingseigenschappen meer worden geselecteerd. U moet dan het aantal geselecteerde kolomelementen verkleinen en / of een andere kolomconfiguratie selecteren.
Kolommen van de verbindingslijst configureren
Voorwaarden
- U hebt een project van het type *.EPDZ geopend of voortgezet.
- U hebt een layoutruimte geselecteerd.
- U hebt in de verbindingslijst een van de volgende verbindingstypen voor weergave geselecteerd:
- Draad (individuele ader)
- Draadbrug
- Slang.
Werkwijze
- Kies de menuopdrachten Instellingen > Kolommen verbindingslijst.
- Het dialoogvenster Kolommen verbindingslijst wordt geopend.
- Klik of druk in de linker helft van het configuratiedialoogvenster op het kolomelement met de gewenste verbindingseigenschap die u aan de verbindingslijst toevoegt. Houd daarbij de linkermuisknop ingedrukt, of blijf met de vinger op het kolomelement staan.
- Sleep nu het kolomelement met "slepen & neerzetten" vanuit de linker naar de rechter helft van het dialoogvenster en laat het op de gewenste positie los.
- Plaats op dezelfde wijze de overige kolomelementen en houd daarbij rekening met de weergegeven waarde van de berekende kolombreedte in de rechter helft van het dialoogvenster, die maximaal "18" mag zijn.
- U kunt desgewenst de volgorde van de weergegeven verbindingseigenschappen in de verbindingslijst aanpassen, door in de rechter helft van het dialoogvenster de kolomelementen met "slepen & neerzetten" in verticale richting te veranderen.
- Wanneer u het aantal verbindingseigenschappen dat in de verbindingslijst wordt weergegeven wilt reduceren, sleept u met "slepen & neerzetten" de gewenste kolomelementen vanuit de rechter helft naar de linker helft van het dialoogvenster.
- Kies [Toepassen], om de nieuwe kolomconfiguratie direct te gebruiken.
- Wanneer u de gewijzigde kolomconfiguratie wilt gebruiken en vervolgens als schema wilt opslaan, kiest u [Opslaan als], geeft u een naam op in het veld dat wordt geopend en klikt of drukt u op .
Opmerkingen
- De kolommen Nr. en Status zijn verplichte kolommen en kunnen bij het configureren niet uit de lijst met geselecteerde kolomelementen worden verwijderd.
- EPLAN Smart Wiring ondersteunt zowel de bedrading van bundels als die van verbindingskettingen.
- Standaard is in EPLAN Smart Wiring de bundelmodus geactiveerd, d.w.z. dat in de verbindingslijst alle routeringsverbindingen met en zonder bundeltoekenning worden aangegeven. Wanneer er routeringsverbindingen voorkomen die aan een verbindingsketting zijn toegekend, kunt u deze optie als kolomelement Ketting in het configuratiedialoogvenster selecteren.
Schema's voor de kolomconfiguratie gebruiken en verwijderen
Voorwaarden
- Er gelden dezelfde voorwaarden als bij het configureren van kolommen.
- U hebt een of meerdere schema's voor de kolomconfiguratie van de verbindingslijst gemaakt.
Werkwijze
- Kies de menuopdrachten Instellingen > Kolommen verbindingslijst.
- Het dialoogvenster Kolommen verbindingslijst wordt geopend.
- Klik of druk op de knop [Schema selecteren].
- Selecteer het gewenste schema in de vervolgkeuzelijst.
- Het schema wordt direct gebruikt.
- Wanneer u een schema wilt verwijderen, klikt of drukt u in het geopende menu op
Opmerking
Het schema "Standaard" kan niet worden verwijderd.