Opmerking:
Omdat een onderdeelcode (ODC) slechts uit twee niveaus bestaat, kunnen slechts twee 'nestingsdieptes' zodanig worden verwerkt dat ze door alle programmafuncties volledig kunnen worden gebruikt.
De voorste ODC staat bij het nesten altijd op zichzelf, alle overige worden in het tweede deel van de ODC opgeslagen, waarbij hier de resterende ODC van rechts naar links worden ingedeeld zodat de teller en de kenletter van de laatste ODC identificeerbaar blijven.
Er wordt alleen genest wat zich binnen de apparaatkast bevindt en wat expliciet bij de ODC is opgegeven.
Wanneer een lamp -U1-H2:5/6 in de kast -U1 wordt geschoven, ontstaat een lamp -U1-U1-H2:5/6.
Als de kast -U1 wordt verkleind, zodat -H2:5/6 erbuiten ligt, blijft de ODC die zich bij de lamp bevindt, ongewijzigd: intern wordt deze van -U1-H2:5/6 in -H2:5/6 gewijzigd.
Of schemasymbolen al dan niet binnen een kast liggen, wordt bepaald door het invoegpunt. Ook meerdere kasten kunnen in elkaar worden genest, en ook hier wordt dit bepaald door het invoegpunt.
Er wordt altijd genest in de kast waarvan het invoegpunt het dichtst bij ligt en waarin het schemasymbool zich bevindt. Hierdoor heet de lamp -H4 (afbeelding boven) volledig -U4-H4. Dat de lamp ook in -U3 ligt, doet hier niet terzake omdat het invoegpunt van -U3 niet in -U4 ligt. Dit zal echter toch leiden tot een opmerking in het meldingenbeheer, omdat hier eigenlijk geen eenduidige toekenning kan plaatsvinden.
De lamp -H1 heet daarentegen volledig -U1-U2-H1. Dat is correct en eenduidig, omdat het invoegpunt van -U2 binnen -U1 ligt.
De overige ODC's heten:
- -U1-H6
- -U3-H7
- -U4-H5.
Een kast binnen een kast wordt eveneens genest. De kast -U2 heet dus volledig -U1-U2.
Alle schemasymbolen / functies kunnen door de overname van de onderdeelcode worden genest, en vrijwel alle schemasymbolen / functies kunnen door kasten worden genest. De uitzonderingen zijn:
- Afbreekpunten
- Potentiaalaansluitingen
- Structuurkasten.
Instellingen
Het uitschakelen van nesten (via de menuopdrachten Project > Eigenschappen > Structuur > [Volgende], tabblad Vererving) is alleen van invloed op schemasymbolen met eigen ODC's die zich binnen een kast bevinden. Een lamp zonder ODC blijft dus altijd toegekend aan de kast zolang deze zich binnen de kast bevindt. Deze instelling kan de schemasymbolen buiten de kast dus niet beïnvloeden.
Na het nesten worden alle ODC's van functies die zich in de kast bevinden, opnieuw bepaald.
Let op:
Om deze instelling te kunnen wijzigen, moet u het project alleen bewerken; in de multi-user-modus kan deze instelling niet worden gewijzigd.
Zie ook