Apparaten zijn elektrotechnische, fluidtechnische of mechanische onderdelen. In de 3D-montageopbouw worden apparaten op montagerails, montageplaten of op montageoppervlakken van kastprofielen geplaatst. U kunt echter ook montageplaten, montagerails, draadkokers en andere mechanische componenten als apparaten plaatsen.
Opmerking:
Bij apparaten met verschillende montagevarianten moet voor elke variant een bijpassend boorpatroon zijn gedefinieerd (tabblad Productie van het artikel). Wanneer een dergelijk artikel wordt geplaatst, verschijnt er een dialoogvenster waarin u het te gebruiken boorpatroon kunt selecteren. Als het selectiedialoogvenster Boorpatroon selecteren niet meer moet worden weergegeven, schakelt u het selectievakje Dit dialoogvenster niet meer weergeven in. In dat geval wordt het boorpatroon gebruikt dat als eerste bij het artikel is ingevoerd.
Het boorpatroon dat bij het plaatsen is geselecteerd, wordt in de eigenschappen van de artikelplaatsing op het tabblad Artikel in de categorie Artikelreferentiegegevens in het veld Gebruikte boorpatroon ingevoerd. Het boorpatroon kan hier naderhand worden gewijzigd. Daartoe worden in een vervolgkeuzelijst alle aan het artikel toegewezen boorpatronen ter selectie aangeboden.
Voorwaarden:
- U hebt een project geopend.
- De layoutruimte-navigator is geopend en er is een layoutruimte geopend.
- Kies de menuopdrachten Invoegen > Apparaat.
- Navigeer in het dialoogvenster Artikelselectie door de boomstructuur en selecteer het gewenste apparaatartikel.
- Klik op [OK].
Het apparaat hangt als transparante preview aan de cursor.
Als het apparaat met de artikeleigenschappen Hoogte, Breedte en Diepte is gedefinieerd, wordt het met deze afmetingen weergegeven.
Als bij het apparaat een 3D-macro is gedefinieerd, wordt deze bij de cursor weergegeven. De handle die op dat moment is geselecteerd, wordt in het rood aangegeven en door een rood vierkantje als snappunt aangeduid.
Als het apparaat geen gedefinieerde artikeleigenschappen Hoogte, Breedte en Diepte heeft en als er ook geen 3D-macro is toegewezen, wordt het dialoogvenster Afmetingen weergegeven, waarin u de waarden voor Hoogte, Breedte en Diepte handmatig kunt invoeren. Nadat u deze gegevens hebt ingevoerd, wordt het apparaat met de opgegeven afmetingen weergegeven. - Met de toets [A] schakelt u de handle om.
Elke keer dat u de toets [A] indrukt, wisselt de handle van links naar rechts of naar een van de volgende negen mogelijke punten op het basisvlak. - Kies de snelmenuopdracht Plaatsingsopties om het dialoogvenster Plaatsingsopties te openen. Hier kunt u de handle selecteren en een offset invoeren.
- Plaats het apparaat door te klikken.
Tip:
Bij het plaatsen van een apparaat kan het voorkomen dat montagepunten, basispunten, het montageraster en een montageoppervlak op dezelfde plaats over elkaar heen liggen en daarbij allemaal voor plaatsing kunnen worden gebruikt. In een dergelijke situatie worden de gevonden interactieve punten en vlakken na het aanklikken in een selectielijst ter selectie aangeboden. U kunt de afzonderlijke invoeren in de lijst met een muisklik of de cursortoets selecteren. Het betreffende bijbehorende punt of het bijbehorende vlak wordt daarbij gemarkeerd en er verschijnt een voorbeeld (preview) van de plaatsing die op deze locatie wordt verwacht.
Opmerkingen:
- Als er een schakelkastsokkel uit het dialoogvenster Toebehorenplaatsing moet worden geplaatst die in het artikelbeheer is gedefinieerd met de eigenschappen breedte, hoogte en diepte, moeten de waarden van de eigenschappen diepte en hoogte van het artikel worden verwisseld om ervoor te zorgen dat het toebehoren op de correcte positie wordt geplaatst.
- Behalve de artikeleigenschappen breedte, hoogte en diepte is het met EPLAN Pro Panel ook mogelijk om apparaten en componenten te visualiseren via gekwalificeerde grafische 3D-macro's.
Om eigen apparaten, componenten of grafische 3D-macro's te maken, kunnen in EPLAN Pro Panel 3D-modelgegevens in STEP-formaat worden geïmporteerd. Deze gegevens - die meestal door fabrikanten van componenten worden aangeboden - zijn gewoonlijk gebaseerd op de CAD-ontwerpgegevens van de componentenfabrikant en zijn vaak complex en gedetailleerd.
De toepassing van complexe en gedetailleerde 3D-modellen als basis voor grafische EPLAN 3D-macro's gebruikt veel geheugenruimte en kan bij de projectbewerking in EPLAN de performance van het programma nadelig beïnvloeden.
Neem voor meer informatie en advies hierover contact op met EPLAN support.
Zie ook