U hebt een project geopend.
- Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > Kabel (automatisch). Klik naast het veld Automatische kabelselectie op [...].
- Projectgegevens > Kabels > Kabels automatisch genereren. Klik in het dialoogvenster Kabels automatisch genereren, groepsveld Automatische kabelselectie naast het veld Instellingen op [...].
- Projectgegevens > Kabels > Navigator. Selecteer meerdere invoeren die kabels bevatten en kies de snelmenuopdracht Automatische kabelselectie. Klik in het dialoogvenster Automatische kabelselectie naast het veld Instellingen op [...].
In dit dialoogvenster definieert u de instellingen voor de automatische kabelselectie en slaat u deze als schema op.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
Selecteer in de vervolgkeuzelijst het schema dat u wilt gebruiken of bewerken. Gebruik hiervoor ook de ernaast gelegen werkbalk.
Via de artikelselectie kunt u een voorselectie (een lijst) van kabeltypen maken. Bij de automatische kabelselectie worden dan alleen kabels uit deze lijst gebruikt.
Knop |
Betekenis |
---|---|
(Nieuw) |
Opent het dialoogvenster Artikelselectie. Het geselecteerde artikel wordt aan de voorselectielijst toegevoegd. |
(Bewerken) |
Opent het dialoogvenster Artikelselectie. Het geselecteerde artikel vervangt het geselecteerde artikel in de voorselectielijst. |
(Verwijderen) |
Verwijdert een invoer uit de lijst. |
/ (Naar boven / onder verplaatsen) |
Verplaatst een invoer in de lijst naar boven / onder. |
In de tabel kunt u voor elk kabeltype de standaardinstellingen die uit het artikelbeheer zijn overgenomen aanvullen of wijzigen. Bij de automatische kabelselectie zoekt EPLAN in het artikelbeheer naar de geschikte kabel. Daarbij worden bijvoorbeeld de spanning die bij de kabel is ingevoerd, de spanning van de kabelverbindingen (gedefinieerd via de potentialen), het beschikbare aantal verbindingen en het aantal reservekabelverbindingen vergeleken.
Bij de individuele kabels in het schema kunnen al bepaalde waarden vooringesteld zijn. Zo kan bij de kabel in het schema bijvoorbeeld een kabeltype zijn ingevoerd dat in de instellingen niet voorkomt. Dan wordt een kabel geselecteerd die overeenkomt met het ingevoerde kabeltype en die een passend aantal verbindingen heeft. Een ontbrekende dwarsdoorsnede wordt dan afhankelijk van de spanning overgenomen uit de standaardinstellingen. Daarbij worden dezelfde waarden gebruikt als bij de handmatige kabelselectie.
- Fabrikant: hier kunt u een bepaalde fabrikant instellen. Als er geen informatie over de fabrikant is, wordt bij de kabelselectie de eerste genomen die wordt gevonden.
- PE-aders: in dit veld geeft u aan hoeveel PE- / PEN-aders (0, 1 of 2) het kabeltype heeft. Deze instelling wordt gebruikt bij het bepalen van het aantal verbindingen. Als de kabel geen PE- / PEN-aders heeft en er in het artikelbeheer in het betreffende spanningsbereik geen kabel zonder PE- / PEN-aders is, wordt een kabel met PE- / PEN-aders genomen. De PE- / PEN-ader wordt toegevoegd aan het aantal benodigde verbindingen.
- Aantal verbindingen: in dit veld geeft u het totale aantal beschikbare kabelverbindingen op. Daarbij kunnen – gescheiden door komma's – meerdere waarden worden ingevoerd. Op deze wijze hoeft u niet voor elk aantal verbindingen een aparte rij toe te voegen, wanneer hetzelfde kabeltype met een verschillend aantal verbindingen wordt gebruikt.
In het groepsveld Aantal verbindingen kunt u aanvullende instellingen voor reservekabelverbindingen definiëren. - Spanning in Volt: in dit veld geeft u de maximale spanning op waarvoor de kabel kan worden gebruikt. Als dit veld leeg is, komt dit overeen met waarde "oneindig" en kan dus elke willekeurige spanning worden gebruikt.
Als er voor de kabel in het schema een spanningswaarde is aangegeven, wordt er bij de kabelselectie gezocht naar de kabel met de laagste bijpassende spanningswaarde.
Voor een kabel is in het schema de spanningswaarde 300 V aangegeven. In de voorselectielijst zijn drie bijpassende kabeltypen beschikbaar met de spanningswaarden 300 V, 500 V en 1000 V. Dan wordt het kabeltype met de spanningswaarde 300 V geselecteerd. Voor een kabel met de spanningswaarde 400 V wordt het kabeltype met 500 V geselecteerd.
Snelmenu:
Het snelmenu bevat - afhankelijk van het veldtype (datum, integer, meertalig...) - de volgende menuopdrachten:
Groepsveld Aantal verbindingen
Geef in dit veld het aantal verbindingen op dat nodig is om de waarde in het veld Reserve te activeren.
Vanaf een bepaald aantal verbindingen kunnen voor kabels automatisch reservekabelverbindingen worden gedefinieerd. Op deze manier kunt u bijvoorbeeld voldoen aan de bedrijfsstandaarden van verschillende bedrijven, die bij de bekabeling een bepaald percentage reservekabelverbindingen voorschrijven. Geef hier aan hoeveel reservekabelverbindingen de kabel moet hebben.
Vooringestelde aantal verbindingen aanpassen:
Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt het opgegeven aantal verbindingen automatisch aangepast. Daarbij wordt eerst bepaald hoeveel kabelverbindingen er in de kabel voorkomen. Vervolgens wordt het aangegeven aantal reservekabelverbindingen hierbij opgeteld en ten slotte wordt dit vergeleken met de opgegeven waarde. Als de opgegeven waarde groter is, wordt deze genomen. Er wordt dan de bijpassende of de op een na grootste kabel gebruikt.
Bij het bepalen van het aantal verbindingen wordt er rekening gehouden met PE- / PEN-aders, maar niet met afschermingen.
Alle waarden overdragen aan de schemasymbolen:
Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden alle waarden van de geselecteerde apparaten en sjablonen aan de betreffende velden van de schemasymbolen overgedragen. Lege velden worden daarbij met gegevens gevuld.
Als het selectievakje is uitgeschakeld, worden de waarden van de geselecteerde apparaten en sjablonen alleen overgedragen aan de velden van schemasymbolen die al waarden bevatten. De lege velden blijven leeg.
Zie ook