Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Verbindingsfilters gebruiken (topologie)

Routeringspaden hebben de eigenschap Topologie: Verbindingsfilter. Het verbindingsfilter wordt bij het routeren gebruikt om te sturen welke verbindingen langs het routeringstraject mogen worden gerouteerd. De waarden van dergelijke criteria kunnen kleurtoekenningen van draden, dwarsdoorsneden of spanningswaarden zijn.

De toekenning van waarden aan de te routeren verbindingen is puur tekstueel. Voor de definitie van de waarden worden vrij in te voeren teksten gebruikt, die echter ook bij de verbindingen moeten staan.

Projectinstellingen voor verbindingsfilter definiƫren

De waarden die in het dialoogvenster Verbindingsfilter kunnen worden ingeschakeld of uitgeschakeld, zijn in de projectinstellingen gedefinieerd.

  1. Kies de menuopdrachten Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Routeringsverbindingen.
  2. Selecteer in het dialoogvenster Instellingen: Routeringsverbindingen het tabblad Verbindingsfilter.
  3. Klik op de knop [...].
  4. Selecteer in het dialoogvenster Criteriumselectie een verbindingseigenschap waarvoor de waarden in het verbindingsfilter moeten worden weergegeven, bijvoorbeeld Verbindingskleur / -nummer, en klik op [OK].
  5. Voer in de tabel in de kolom Waarde teksten in die het filtercriterium beschrijven, bijvoorbeeld "blauw", "rood", "zwart", "geel". Daarvoor zijn 15 rijen beschikbaar.
  6. Klik op [OK].

    De ingestelde waarden worden opgeslagen en bij het openen van het dialoogvenster Verbindingsfilter weergegeven.

Verbindingsfilter toepassen

De in het verbindingsfilter gedefinieerde waarden gebruikt u voor routeringspaden.

  1. Selecteer op de topologie-pagina een of meer routeringspaden en kies de snelmenuopdracht Eigenschappen.

    Het dialoogvenster Eigenschappen (schemasymbool): Routeringspad wordt weergegeven.
  2. Selecteer de eigenschap Topologie: Verbindingsfilter en klik in de kolom Waarde op [...].

    Het dialoogvenster Verbindingsfilter wordt weergegeven. In de tabel worden de waarden weergegeven die u in de projectinstellingen hebt gedefinieerd.
  3. Schakel het selectievakje Actief boven de tabel in om het verbindingsfilter in te schakelen.

    De afzonderlijke waarden in de tabel kunnen nu worden ingeschakeld of uitgeschakeld.
  4. Schakel het selectievakje Actief in de tabel in of uit voor elke waarde waarvoor deze verbinding moet gelden.
  5. Klik op [OK].

    In het dialoogvenster Eigenschappen (schemasymbool): Routeringspad worden in het veld Waarde van de eigenschap Verbindingsfilter alle waarden weergegeven die u in het verbindingsfilter hebt ingeschakeld.

    Bij het routeren worden alleen die verbindingen door het bewerkte routeringspad gerouteerd, die met een van de ingestelde waarden overeenkomen.

Zie ook