Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Bepalen van de verbindingslengte (topologie)

De lengte van een routeringsverbinding wordt op basis van de volgende componenten berekend:

Bepalen van de aansluitlengtes van bron en doel

De aansluitlengte van een afzonderlijke verbinding bestaat uit de lengte die voor de bijbehorende aansluiting uit het aansluitbeeld werd bepaald, en uit de additionele aansluitlengte bij de bron- en doelfunctie.

Bij het bepalen van de lengte uit het Aansluitbeeld worden voor elke aansluiting de waarden uit de velden X-positie, Y-positie en Z-positie opgeteld (dit komt overeen met een rechte bedrading). Daarbij wordt de invoer van het veld Aanvullende lengte opgeteld, of - wanneer dit 0 is - de waarde van de eigenschap Aanvullende lengte (standaard) van het artikel. Bij een lokaal aansluitbeeld wordt geen rekening gehouden met de eigenschap Aanvullende lengte (standaard).

De Additionele aansluitlengte voert u bij de bron- en doelfunctie bij de eigenschap Topologie: Additionele aansluitlengte in. Hier kunt u bijvoorbeeld de lengte van het laatste routeringspunt tot de component invoeren.

Routeren van kabels

De verbindingen van een kabel worden eerst als individuele verbindingen gerouteerd. Als de eerste verbinding van een kabel wordt gerouteerd, worden alle andere verbindingen van de kabel ook automatisch gerouteerd.

Vervolgens worden de routeringspaden waardoor de meeste afzonderlijke verbindingen van de kabel lopen, automatisch bepaald. Dit "gezamenlijk traject" wordt de standaardinstelling voor alle verbindingen van de kabel en wordt bij de kabel bij de eigenschap Topologie: Routeringstraject ingevoerd. Vervolgens worden alle verbindingen van de kabel automatisch opnieuw gerouteerd waarbij met deze standaardinstelling rekening wordt gehouden.

De kabellengte wordt berekend uit de lengte van het "gezamenlijke traject" (X) en de aansluitlengtes van bron en doel (X1 + X2).

De aansluitlengte van de kabel wordt bepaald uit de langste aansluitlengte van de afzonderlijke kabelverbindingen (lengte vanaf het laatste punt van het "gezamenlijke traject" tot de aansluiting in het apparaat), en de additionele aansluitlengte bij de bron- en doelfunctie. De aansluitlengtes van de kabelverbindingen worden voor elke aansluiting uit het aansluitbeeld bepaald.

Kabels kunnen alleen worden gerouteerd wanneer alle afzonderlijke verbindingen van de kabel een unieke definitie hebben. Verbindingen worden via de eigenschappen Kleur / nummer en Paarindex geïdentificeerd. Daarom moeten deze eigenschappen verschillende waarden hebben.

Striplengte van de kabel

De striplengte wordt bepaald uit het aansluitbeeld. Voor elke aansluiting worden de waarden in de velden X-positie, Y-positie en Z-positie opgeteld (dit komt overeen met een rechte bedrading). Daarbij wordt de invoer van het veld Aanvullende lengte opgeteld, of - wanneer dit 0 is - de waarde van de eigenschap Aanvullende lengte (standaard) van het artikel. Bij een lokaal aansluitbeeld wordt geen rekening gehouden met de eigenschap Aanvullende lengte (standaard).

De grootste bepaalde waarde van de afzonderlijke verbindingen wordt bij de kabel in de eigenschappen Kabel / Slangpakket: Striplengte Bron en Kabel / Slangpakket: Striplengte Doel ingevoerd.

Zie ook