Leidingverdelers kunnen als topologie-functies in een routeringspadnetwerk worden ingevoegd. Wanneer in een onderdeel meerdere leidingverdelers worden gebruikt, mag er slechts één (de hoofdfunctie) het weergavetype "Topologie" hebben; deze staat voor het hele onderdeel.
Leidingverdelers zonder doorgaande verbindingen
Leidingverdelers zonder doorgaande verbindingen worden als normale onderdelen gezien. Verbindingen die bij een leidingverdeler eindigen, worden zoals elke andere verbinding direct van de bron naar het doel gerouteerd.
Leidingverdelers met doorgaande verbindingen
Wanneer u in de meerlijnige weergave leidingverdelers met doorgaande verbindingen hebt ontworpen, bevatten de betreffende verbindingen de informatie door welke leidingverdelers ze lopen. Deze informatie wordt in de eigenschap Doorlopen leidingverdeler opgeslagen en bij het routeren meegenomen.
Om een routeringsverbinding door een leidingverdeler te laten lopen, moet u de positie van deze leidingverdeler via een routeringspunt definiëren. Daartoe plaatst u de leidingverdeler in de buurt van een routeringspunt waar het routeringstraject doorheen loopt. Bij het routeren wordt dan een automatisch routeringspad met lengte "nul" vanaf de leidingverdeler naar het routeringspunt gegenereerd. Als alternatief kunt u de leidingverdeler via een handmatig ingevoegd routeringspad op het routeringspunt aansluiten.
Bij het routeren wordt eerst het routeringstraject van de bron naar het doel bepaald. Bij de routeringspunten die in het routeringstraject liggen, wordt gekeken of er direct daarop een leidingverdeler is aangesloten (d.w.z. via een enkel automatisch of een handmatig geplaatst routeringspad). Als dat zo is, wordt de ODC van de leidingverdeler in de eigenschap Topologie: Doorlopen leidingverdeler (gesorteerd) ingevoerd. In deze eigenschap worden alle leidingverdelers die de verbinding doorloopt, in de volgorde van bron naar doel weergegeven. Nadat de leidingverdelers zijn bepaald, wordt de verbinding opnieuw gerouteerd en daarbij over de leidingverdelers geleid.
De eigenschap Doorlopen leidingverdeler bepaalt welke leidingverdeler de routeringsverbinding moet doorlopen. Als bij het routeren niet alle leidingverdelers worden gevonden, omdat bijvoorbeeld een leidingverdeler niet als topologie-functie bestaat of een leidingverdeler niet op het routeringstraject ligt, verschijnt er een melding. Wijzig in dat geval de positie van de leidingverdeler of wijzig de routering van de verbinding zodat het routeringstraject langs de leidingverdeler loopt.
Eigenschappen voor verbindingen
De volgende eigenschappen geven bij een verbinding informatie over de bestaande leidingverdelers. Er wordt alleen verbindingen in acht genomen die minimaal één leidingverdeler doorlopen.
- Leidingverdeler beschikbaar (ID 31139): geeft aan of de verbinding minimaal één leidingverdeler doorloopt. Deze eigenschap kan als filtercriterium voor verbindingslijsten worden gebruikt.
- Doorlopen leidingverdeler (ID 31136): geeft de ODC aan van de leidingverdeler die de verbinding doorloopt. De afzonderlijke waarden worden door puntkomma's gescheiden en alfanumeriek gesorteerd. Deze eigenschap kan in verwerkingen worden gebruikt.
- Topologie: Doorlopen leidingverdeler (gesorteerd) (ID 31137): geeft bij een routeringsverbinding de ODC van de leidingverdeler aan waardoor de verbinding loopt. Via de index worden de afzonderlijke leidingverdelers van elkaar onderscheiden, in de volgorde van bron naar doel. Deze eigenschap kan in verwerkingen worden gebruikt.
- Topologie: Afstand van leidingverdeler naar bron (ID 31138): geeft bij een routeringsverbinding de positie van de doorlopen leidingverdeler op deze verbinding aan. Daartoe wordt de afstand van de leidingverdeler van de bron van de verbinding aangegeven. Via de index worden de afzonderlijke leidingverdelers van elkaar onderscheiden, in de volgorde van bron naar doel. Deze eigenschap kan in verwerkingen worden gebruikt.
Zie ook
Verbindingssymbolen: Basisprincipes
Verbindingssymbolen: Leidingverdelers en -verbinders