Het is mogelijk om vanuit navigators waarin functies worden aangegeven, functies / onderdelen in de grafische editor te plaatsen. Daarbij wordt het weergavetype van de functie afhankelijk van het paginatype van de geopende pagina automatisch bepaald. U kunt echter desgewenst bij het plaatsen een ander weergavetype definiƫren. Bij het plaatsen wordt altijd het eerste geschikte symbool uit de symboolbibliotheek gebruikt, of het symbool dat u aan de functie hebt toegekend.
Hierna wordt het plaatsen van functies / functiesjablonen in het meerlijnige schema beschreven.
Voorwaarden:
- U hebt een navigator geopend waarin functies worden aangegeven, bijvoorbeeld Projectgegevens > Kabels > Navigator of Projectgegevens > Klemmenstroken > Navigator.
- U hebt een pagina in de grafische editor geopend.
- Selecteer in de navigator een of meerdere niet meerlijnig geplaatste functies / functiesjablonen. Het eenvoudigst is om in de boomweergave een onderdeel-knooppunt te selecteren.
Het systeem probeert eerst de niet meerlijnig geplaatste functies / functiesjablonen van dit onderdeel te plaatsen. - Kies de snelmenuopdracht Plaatsen.
De macro of de afzonderlijke functie die aan het artikel is toegekend, hangt aan de cursor. - Wanneer u een ander weergavetype, een andere macro of een ander symbool wilt gebruiken, drukt u voor het eigenlijke plaatsen op [Backspace].
Het dialoogvenster Apparaat / Onderdeel plaatsen wordt geopend. - In dit dialoogvenster definieert u de invoegopties. Als er bijvoorbeeld bij een artikel een macro is gedefinieerd, moet u de optie Afzonderlijke functies kiezen.
- Klik op [OK].
Afhankelijk van de gekozen optie wordt er een vervolgvenster geopend; als u bijvoorbeeld de optie Macroselectie hebt gekozen, wordt het dialoogvenster Macro selecteren geopend.
De toegekende of geselecteerde macro / symbool hangt aan de cursor. - Plaats de macro / het symbool in het schema.
- Plaats de overige functies van de selectie, of annuleer de procedure via de menuopdrachten Bewerken > Actie annuleren.
Tips:
- Druk tijdens het plaatsen op de toets [N] om door de functies te bladeren en de gewenste functie te selecteren; of druk tijdens het plaatsen van de nevenfuncties op [Spatiebalk] als u het plaatsen van de nevenfuncties wilt onderbreken en opnieuw met het plaatsen van de hoofdfunctie wilt beginnen.
Bij een macro "bladert" u met [Shift] + [Tab] door de weergavetypen. Met [Tab] kunt u door de macrovarianten van een weergavetype "bladeren". - U kunt apparaten ook met slepen & neerzetten invoegen door een geselecteerd apparaat uit de navigator naar uw geopende pagina in de grafische editor te slepen. Dit gaat op dezelfde manier als de hierboven beschreven stappen.
Plaatsing verwijderen
Voorwaarde:
- U bevindt zich in een schemaproject.
- U hebt een pagina in de grafische editor geopend, of u hebt een projectgegevens-navigator (bijv. een onderdelen-navigator) geopend.
- Selecteer een schemasymbool in de grafische editor of een geplaatste functie in de navigator en kies de menuopdrachten Bewerken > Plaatsing verwijderen.
De grafische weergave van de functie in het schema wordt verwijderd. De functie blijft als niet-geplaatste functie met het oorspronkelijke weergavetype behouden en kan bijvoorbeeld vanuit de onderdelen-navigator opnieuw worden geplaatst.
Opmerking:
Bij functies met de volgende weergavetypen kan de plaatsing niet worden verwijderd:
- Extern
- Grafisch
- Schakelkastopbouw, gedetailleerde schakelkastopbouw (dit zijn weergavetypen van artikelplaatsingen voor de 2D-schakelkastopbouw).
Zie ook
Werkwijze bij het plaatsen van apparaten