De aansluitcode kan – net als bij de ODC-overname – worden overgenomen van een functie die in de zoekrichting ligt.
Voorwaarden:
- U hebt een project geopend.
- U hebt in de projectinstellingen het selectievakje Aansluitcode overnemen ingeschakeld (Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Beheer > Compatibiliteit).
- U hebt in de projectinstellingen gedefinieerd dat onderdelen en macro's bij het invoegen online worden genummerd (Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > Nummering (online)).
- U hebt (afhankelijk van het plotkader) meerdere schemasymbolen naast elkaar of onder elkaar in het schema geplaatst.
- U hebt bij de vervolgschemasymbolen in het eigenschappendialoogvenster de invoer in het veld Weergegeven ODC verwijderd.
- Selecteer het eerste schemasymbool (in de verwerkingsrichting) in de grafische editor en kies de menuopdrachten Bewerken > Eigenschappen.
- Kies in het dialoogvenster Eigenschappen <...> het tabblad <Functiecategorie>.
- Selecteer in het veld Aansluitcode een invoer in de vervolgkeuzelijst, of geef de gewenste aansluitcodes handmatig op. Het veld moet alle aansluitcodes bevatten die aan het huidige schemasymbool en aan de vervolgschemasymbolen moeten worden toegewezen.
- Klik op [OK].
- Selecteer het eerste vervolgschemasymbool dat in de verwerkingsrichting is geplaatst en kies de menuopdrachten Bewerken > Eigenschappen.
- Kies in het dialoogvenster Eigenschappen <...> het tabblad <Functiecategorie>.
- Selecteer in het veld Aansluitcode een invoer in de vervolgkeuzelijst.
In de lijst worden de boventallige aansluitcodes aangeboden die voor het eerste schemasymbool niet nodig zijn. - Klik op [OK].
- Herhaal de stappen 5 t/m 8 voor alle andere vervolgschemasymbolen.
Tip:
In plaats van de schemasymbolen in de grafische editor kunt u ook de betreffende functies in een van de navigators selecteren.
U hebt drie vermogen-maakcontacten (afhankelijk van het gebruikte plotkader) naast elkaar of onder elkaar in het schema geplaatst. Bij de symboolvervaardiging van het vermogen-maakcontact worden de mogelijke aansluitcodes vooringesteld op "1;2", "3;4" en "5;6". U hebt voor de tweede en derde vermogen-maakcontacten in het eigenschappendialoogvenster de invoer in het veld Weergegeven ODC verwijderd.
Als u nu het eigenschappendialoogvenster voor het eerste contact opent, worden in het veld Aansluitcode de volgende mogelijke aansluitcodes aangeboden:
-
1;2 -
3;4 -
5;6 -
1;2;3;4;5;6.
Als u de invoer
-
3;4 -
5;6 -
3;4;5;6.
Als u hiervoor de invoer
De volgende tabel verduidelijkt het gedrag bij verschillende invoeren voor de aansluitcodes van het eerste vermogen-maakcontact:
Aansluitcode |
Gedrag |
---|---|
|
De aansluitcodes van alle drie schemasymbolen worden beïnvloed. |
|
Alleen het eerste schemasymbool wordt beïnvloed. De aansluitcodes van de volgende schemasymbolen worden niet gewijzigd. |
|
Het eerste en het tweede schemasymbool worden beïnvloed, het derde schemasymbool wordt niet gewijzigd. |
|
In het eerste schemasymbool wordt als aansluitcode "1;2" ingevoerd, de aansluitcodes van de andere twee schemasymbolen worden verwijderd. |
Leeg |
In het eerste schemasymbool worden de aansluitcodes verwijderd. De beide andere schemasymbolen worden niet gewijzigd. |
|
In het eerste schemasymbool wordt de eerste aansluitcode met een "1" gevuld, de tweede aansluitcode wordt verwijderd. De beide andere schemasymbolen worden niet gewijzigd. |
|
In het eerste schemasymbool wordt de eerste aansluitcode verwijderd, de tweede aansluitcode wordt met een "2" gevuld. De beide andere schemasymbolen worden niet gewijzigd. |
|
In het eerste schemasymbool worden de aansluitcodes verwijderd. De beide andere schemasymbolen worden niet gewijzigd. |
|
De aansluitcodes van alle drie schemasymbolen worden beïnvloed. Overbodige aansluitcodes worden verwijderd. |
Zie ook