Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Systeemmeldingen

Alle gebeurtenissen die bij het starten van EPLAN of tijdens het werken met EPLAN optreden, worden in de vorm van meldingen gedocumenteerd. Deze meldingen worden weergegeven in een dialoogvenster met systeemmeldingen. U opent het dialoogvenster met de menuopdrachten Hulpprogramma's > Systeemmeldingen.

Meldingsnummer

Aan elke systeemmelding wordt een zescijferig meldingsnummer toegewezen, dat is samengesteld uit een driecijferig modulenummer en een driecijferig doorlopend nummer. Bovendien wordt bij het meldingsnummer ook de datum en het tijdstip waarop de melding is opgetreden weergegeven.

Meldingscategorieën

Er zijn verschillende meldingscategorieën, die met bijbehorende pictogrammen worden aangegeven. De toekenning en de betekenis van de afzonderlijke meldingscategorieën blijkt uit de volgende tabel.

Pictogram

Categorie

Betekenis

Opmerking

Er verschijnt een opmerking als een functie is uitgevoerd. Het programma functioneert normaal verder.

Waarschuwing

Er verschijnt een waarschuwing als een bepaalde functie kan worden uitgevoerd, maar als er in het verdere verloop van het ontwerp problemen kunnen optreden. U kunt weliswaar met het programma verder werken, maar u moet zo spoedig mogelijk de oorzaak van de melding opsporen.

Fout

Er verschijnt een foutmelding als een bepaalde functionaliteit niet meer kan worden uitgevoerd maar andere programma-onderdelen nog wel functioneren. Sluit het programma af en start het opnieuw.

Fatale fout

Een fatale fout treedt op als een functionaliteit niet kan worden uitgevoerd en het programma zich in een niet-gedefinieerde status bevindt. Sluit het programma onmiddellijk af en start het opnieuw.

Niet elke systeemmelding houdt in dat u niet meer met het programma kunt verder werken. Er wordt bijvoorbeeld gemeld dat een directory die u wilt openen niet meer op het geselecteerde station beschikbaar is, of dat een record die u wilt gebruiken op dit moment door een andere gebruiker wordt gebruikt.

Lees daarom zorgvuldig de beschrijving die bij elke melding wordt uitgevoerd. In de meeste gevallen zult u het probleem herkennen en snel kunnen oplossen.

Meldingweergave

Systeemmeldingen worden in een hiërarchisch opgebouwde lijst uitgevoerd. Elke sessie wordt in de lijst met het pictogram gevisualiseerd en beschikt over een sessie- en een procesnummer. Daarnaast wordt de naam van de bewerker en het stationsnummer weergegeven. Onder het pictogram staan de systeemmeldingen die tijdens de betreffende sessie zijn uitgevoerd. De lijst met systeemmeldingen kan door te klikken op de symbolen en worden uitgevouwen en samengevouwen.

Standaard worden de systeemmeldingen van de actuele sessie aangegeven. Met het selectievakje Alle sessies weergeven kan de lijst met systeemmeldingen worden uitgebreid en kunnen ook de meldingen van alle overige sessies in de databank worden weergegeven.

Als een systeemmelding wordt geselecteerd, wordt deze bovendien in een apart tekstveld onder de lijst weergegeven. In het tekstveld wordt - onafhankelijk van de grootte van het systeemmeldingendialoogvenster die op dat moment is ingesteld - de complete meldingsinformatie weergegeven.

Een systeemmelding kan uit meerdere hiërarchisch opgebouwde afzonderlijke meldingen bestaan. Dergelijke meldingen kunnen in de lijst worden herkend aan de vóór het pictogram voor de meldingscategorie. Door op dit symbool te klikken, kunt u het volgende daaronder liggende hiërarchieniveau met de onderliggende melding openen (uitvouwen). Een geeft aan dat het betreffende niveau al is geopend. Als u op dit symbool klikt, wordt het niveau weer samengevouwen. Als een onderliggende melding wordt geselecteerd, verschijnt deze in het aparte tekstveld onder de tabel.

Systeemmeldingendatabank

De uitgevoerde systeemmeldingen van alle sessies worden automatisch in een databank met de naam EplLog.eldb opgeslagen. Als de databank groter wordt dan 30 MB, wordt deze bij de volgende keer dat EPLAN wordt gestart onder de naam EplLog_bak.eldb gebackupt. Tegelijkertijd wordt er een nieuwe databank met de naam EplLog.eldb gemaakt. Als ook deze databank de maximale bestandsgrootte overschrijdt, begint het proces opnieuw. Het oude backup-bestand EplLog_bak.eldb wordt dan verwijderd.

Het bestandspad naar de systeemmeldingendatabank kan in de instellingen (onder Opties > Instellingen > Station > Meldingen > Systeem) worden gedefinieerd.

Opmerking:

Wanneer het bestandspad van de systeemmeldingendatabank is gewijzigd, moet EPLAN opnieuw worden opgestart.

Databankselectie en -export

Databankselectie

In het systeemmeldingsdialoogvenster kunt u een willekeurige andere systeemmeldingendatabank openen en de inhoud daarvan laten weergeven. Zo kunt u bijvoorbeeld gebackupte databanken van eerdere sessies openen, die u daarvoor hebt hernoemd en gearchiveerd. Hiertoe is in het dialoogvenster onder de knop [Bestand] de menuopdracht Openen beschikbaar.

Databankexport

Wanneer u zich een gedetailleerd beeld wilt verschaffen van alle meldingen die tijdens de sessies zijn uitgevoerd, kunt u vanuit het systeemmeldingsdialoogvenster de databank naar een bestand van het type *.csv exporteren. Hiertoe is onder de knop [Bestand] de menuopdracht Exporteren beschikbaar. EPLAN zet de informatie in de databank met behulp van een intern conversieprogramma om. Het exportbestand kan daarna voor het analyseren van fouten met een willekeurige toepassing worden geopend.

Opmerking:

Wanneer u op het databankbestand *.eldb dubbelklikt, wordt het conversieprogramma gestart, de inhoud van de databank in een bestand van het type *.csv omgezet en automatisch de toepassing die aan dit bestandstype is gekoppeld geopend. De toepassing kan hierdoor als viewer voor systeemmeldingen worden gebruikt zonder dat EPLAN hoeft te worden geopend.

Foutweergave in de statusbalk

Als er nadat het systeemmeldingsdialoogvenster voor het laatst is geopend een nieuwe fout optreedt, verschijnt aan de rechter rand van de statusbalk het fout-pictogram . Als u op het pictogram dubbelklikt, wordt het dialoogvenster met systeemmeldingen geopend. Zodra u de systeemmeldingen hebt bekeken en het dialoogvenster sluit, verdwijnt het pictogram weer.