Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Fluid-techniekspecifieke controleprocedures

In EPLAN Fluid kan de schemadocumentatie van Fluid-projecten worden gecontroleerd op Fluid-technische aspecten. Op deze manier kunnen inconsistenties en/of logische fouten in het schema worden opgespoord en worden onjuiste verwerkingen voorkomen.

Hiertoe is in het meldingenbeheer de aparte meldingsklasse Fluid met het klassenummer 024 beschikbaar.

Wat gecontroleerd wordt zijn de eigenschappen die betrekking hebben op de aansluitlogica, het bereik, het subbereik en het weergavetype.

Controle van de aansluitmaat van verbindingen

In de meldingsklasse "Verbindingen", met het klassenummer 005, zijn er twee nieuwe controleprocedures waarmee de aansluitmaten van Fluid-verbindingen kunnen worden gecontroleerd:

Met de eerste controleprocedure kan worden bepaald of de aansluitmaten die aan beide einden van Fluid-verbindingen of slangleidingen zijn gedefinieerd, passen bij de aansluitmaten van de functies die aan de bron- en doelzijde zijn aangesloten.

De tweede controleprocedure controleert de aansluitmaten van directe verbindingen; dat zijn verbindingen waaraan de functiedefinitie "Directe verbinding" is toegewezen. (Dergelijke verbindingen worden bijvoorbeeld in de pneumatiek in een Fluid-schema gebruikt voor verbindingen die tussen een ventiel en een geluiddemper lopen.) Bij deze controle worden de waarden van de aansluitmaten bij de functies die aan de bron- en doelzijde zijn aangesloten, direct met elkaar vergeleken.

Als er een fout is opgetreden, wordt in de tijdelijke aanduidingen <x> en <y> van beide meldingen de volgende informatie uitgevoerd:

Controleprocedure

Tijdelijke aanduiding

Informatie

P005086

<x>

<y>

Aansluitmaat aan de bron- of doelzijde van de verbinding of slangleiding

Aansluitmaat van de aangesloten bron- of doelfunctie

P005087

<x>

<y>

Aansluitmaat van de bronfunctie

Aansluitmaat van de doelfunctie

De controleprocedures halen de waarden van de aansluitmaten uit de volgende eigenschappen:

Aansluitmaat in het artikelbeheer

Het is niet nodig om de aansluitmaat handmatig in de eigenschappen van verbindingsdefinitiepunten, slangpakketten / leidingen of "normale" functies in te voeren, wanneer u de aansluitmaatgegevens bij de betreffende artikelen in het artikelbeheer hebt opgeslagen. In dat geval worden bij een artikel- of apparaatselectie de gegevens over de aansluitmaat vanuit het artikel aan de betreffende functie / verbinding overgedragen. Wat betreft het invoeren van de aansluitmaat in het artikelbeheer dient u op het volgende te letten:

Aansluitmaat en slangleidingconfigurator

Naast de mogelijkheid om seriematig geproduceerde slangleidingartikelen te gebruiken, kunt u in EPLAN Fluid ook met behulp van de slangleidingconfigurator (EPLAN Fluid Hose Configurator) slangleidingen definiëren. Het programma genereert voor elke geconfigureerde slangleiding vier afzonderlijke artikelen bij het slangpakket / de leiding, die aan de fitting links, de fitting rechts, de hydraulische slang en aan de volledige slangleiding zijn toegekend.

De aansluitmaat slaat u in het artikelbeheer op bij de linker en rechter fitting, die u bij het configureren van een slangleiding moet selecteren. Daartoe gaat u eerst in het boomaanzicht van het artikelbeheer naar de productgroep Toebehoren van de Fluid-artikelen. Voor de betreffende fittingen opent u eerst het tabblad Functiesjablonen, selecteert u in rij 1 van de tabel de functiedefinitie Fitting / schroefverbinding, 2 aansluitingen en kent u de gewenste waarde voor de aansluitmaat in de gelijknamige kolom toe.

Bij het definiëren van de slangleiding worden de betreffende aansluitmaten door de slangleidingconfigurator aan de eigenschappen Aansluitmaat bron en Aansluitmaat doel van de slangleiding in het schema overgedragen.

Opmerkingen:

Correcte weergave van de aansluitmaat

De beide controleprocedures voor de aansluitmaat controleren of de opgegeven waarden hetzelfde zijn. Bij het toekennen van de aansluitmaat aan verbindingen en functies moet er daarom op worden gelet dat hoofdletters en kleine letters identiek zijn. Bij de controle worden spaties genegeerd. Een uitzondering zijn spaties tussen de cijfers van schroefdraadmaten die in de vorm van een gemengde breuk worden aangegeven. Deze spaties worden intern ten behoeve van de controle in één spatie gecombineerd.

Zie ook