Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

De orthogonaalfunctie gebruiken

Met de orthogonaalfunctie kan de cursor slechts in horizontale of verticale richting worden verplaatst. Daarbij neemt de cursor een speciale vorm aan, die ook wel orthogonaalcursor wordt genoemd. De functie wordt toegepast wanneer bij het invoegen van symbolen alle invoegpunten horizontaal of verticaal ten opzichte van elkaar uitgelijnd moeten zijn.

Voorwaarde:

U hebt een pagina, een formulier, een plotkader of een symbool geopend.

  1. Druk op [Shift] + [<] om de orthogonaalfunctie in te schakelen.

    De cursor kan nu alleen in horizontale en verticale richting worden bewogen. De cursorvorm geeft m.b.v. vier pijlen de ingestelde modus aan.
  2. Druk op [<] om de orthogonaalfunctie uit te schakelen.

    Nu kan de cursor weer in alle richtingen wordt verplaatst.

De orthogonaalfunctie alleen voor horizontale of alleen voor verticale richting inschakelen

  1. Druk op [<] om de orthogonaalfunctie in horizontale richting in te schakelen.

    De cursor kan alleen in horizontale richting worden bewogen. De cursorvorm geeft m.b.v. twee pijlen de ingestelde richting aan.
  2. Druk nogmaals op [<] om de orthogonaalfunctie in verticale richting in te schakelen.

    De cursor kan alleen in verticale richting worden bewogen. De cursorvorm geeft m.b.v. twee pijlen de ingestelde richting aan.
  3. Druk nogmaals op [<] om de orthogonaalfunctie uit te schakelen.

    Nu kan de cursor weer in alle richtingen wordt verplaatst.

De volgende cursorvormen zijn mogelijk:

Cursor

Betekenis

Beweging in horizontale en verticale richting mogelijk.

Beweging alleen in horizontale richting mogelijk.

Beweging alleen in verticale richting mogelijk.

Tip:

Tijdens het tekenen van grafische elementen kunt u - nadat u het startpunt hebt gedefinieerd - de orthogonaalfunctie ook met de toetsen [X] of [Y] oproepen. Met [<] schakelt u de orthogonaalfunctie weer uit.

Zie ook