Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Draaien en spiegelen

In EPLAN kunt u zowel grafische elementen als symbolen en macro's draaien en spiegelen. Grafische elementen kunt u om willekeurige draaihoeken en spiegelingsassen draaien en spiegelen. Symbolen en macro's kunt u daarentegen alleen in stappen van 90° draaien en spiegelen, omdat deze acties op het uitwisselen van symbool- en macrovarianten zijn gebaseerd.

Met het draaien en spiegelen van symbolen en macro's kunt u eenvoudig en snel stamgegevens en deelschakelingen maken.

Draaien en spiegelen van symbolen

Bij het draaien en spiegelen van symbolen worden de symboolvarianten intern uitgewisseld. De eigenschapsgroepering van de geplaatste eigenschapsteksten (weergegeven ODC, kruisverwijzingen etc.) wordt meegedraaid of meegespiegeld.

Dit betekent dat symbolen altijd alleen in stappen van 90° kunnen worden gedraaid of gespiegeld. Wil het resultaat van een draaiing / spiegeling aan uw verwachtingen voldoen, dan moeten de symboolvarianten in de stamgegevens goed zijn opgebouwd. Bij het Draaien worden de varianten A tot D gebruikt.

Bij het Spiegelen worden voor de symboolvarianten A-D de gespiegelde varianten E-H gebruikt. Daarbij wordt altijd de variant geselecteerd, die aan de andere kant van de spiegelingsas ligt.

Draaien en spiegelen van macro's

Het draaien en spiegelen van macro's (symbool- (*.ems) of venstermacro's (*.ema)) gebeurt op basis van macrovarianten. Daarbij worden intern alle objecten binnen een macrovak geïdentificeerd. Bij de betreffende actie blijft de logische informatie (zoals weergegeven ODC, aansluitcodes etc.) behouden, alle grafische informatie (zoals positie van de grafische symbolen en de eigenschapsteksten evenals de symboolvarianten) wordt van de desbetreffende macrovariant overgenomen.

Wanneer een vereiste macrovariant voor het betreffende macrovak niet beschikbaar is, worden de objecten op basis van bestaande symbolen getransformeerd (gedraaid / gespiegeld). In dat geval (of wanneer er zich andere inconsistenties voordoen) wordt u hierover in de systeemmeldingen geïnformeerd.

Opmerking:

Wanneer het draaien en spiegelen van macro's alleen op basis van symbolen dient te gebeuren, drukt u bij het uitvoeren van de betreffende actie op de toets [Shift]. Als u gebruik maakt van de toetsencombinatie [Ctrl] + [Shift], vindt de actie plaats op basis van symbolen en blijft tegelijkertijd de originele macro behouden.

Transformatiepunt voor symboolvarianten

Als basispunt voor het draaien en spiegelen wordt normaal gesproken de eerste aansluiting van een symbool gebruikt. In de symbooleditor kunt u voor een symboolvariant een ander basispunt – het zogeheten "transformatiepunt"– definiëren.

Dit is van belang als u bij een van deze acties ziet dat een symboolvariant inconsistent is opgebouwd (bijvoorbeeld grafische symbolen verschoven ten opzichte van de aansluitingen) of als u voor een macro een systeemmelding (bijvoorbeeld object op verkeerde positie) krijgt.

Om in de symbooleditor een transformatiepunt voor een symboolvariant te definiëren, voegt u in het eigenschapsselectievenster de eigenschap Transformatiepunt (ID 16045) toe aan de symbooleigenschappen van deze variant.

Elke symboolvariant kan een eigen transformatiepunt hebben; de symboolvarianten worden via de index van elkaar onderscheiden. Het transformatiepunt wordt als coördinatenwaarde, bijvoorbeeld "2.0/2.0", ingevoerd. Daarbij heeft de invoer betrekking op het invoegpunt van de betreffende symboolvariant.

Zie ook