U hebt een project geopend. Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Verbindingen > Smartconnecting. Klik naast het veld Afbreekpunt-symbool op [...].
In dit dialoogvenster beheert en bewerkt u de schema's voor de afbreekpunten die bij smartconnecting worden gebruikt.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
Selecteer in de vervolgkeuzelijst het schema dat u wilt gebruiken of bewerken. Gebruik hiervoor ook de ernaast gelegen werkbalk.
In de tabel bewerkt u een schema met afbreekpunten. In een dergelijk schema met afbreekpunten voor smartconnecting worden de gegevens per aansluitrichting en voor de bron- en doelpagina afzonderlijk gemaakt.
De tabel bevat de volgende kolommen:
- Aansluitrichting: hier worden de mogelijke aansluitrichtingen weergegeven. Voor elke aansluitrichting kunt u afzonderlijke instellingen voor het symbool definiƫren.
- Symbool: klik in deze cel en daarna op [...] om het dialoogvenster Symboolselectie te openen en het gewenste afbreekpunt-symbool te selecteren.
- Variant: selecteer de gewenste symboolvariant in de vervolgkeuzelijst.
- Eigenschapsgroepering: selecteer een van de mogelijke eigenschapsgroeperingen in de vervolgkeuzelijst.
- Afstand: geef hier de afstand tussen aansluiting en invoegpunt van het afbreekpunt in. De standaardwaarde is 4 mm.
Onderbreking voor autoconnecting invoegen:
Deze instelling is handig wanneer u voor smartconnecting afbreekpunten met twee aansluitingen gebruikt. Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt bij de overbodige aansluiting van de afbreekpunten automatisch een onderbreking ingevoegd Deze onderbreking zorgt ervoor dat er niet nog een verbinding ontstaat.
Zie ook