U hebt een project geopend.
- U hebt een symbool in de grafische editor ingevoegd of in een navigator een nieuwe functie gegenereerd. U hebt in het dialoogvenster Eigenschappen <...> het tabblad <Functiecategorie> gekozen. Klik naast het veld Weergegeven ODC op [...].
- U hebt in de grafische editor een schemasymbool of in de navigator een functie geselecteerd. Bewerken > Eigenschappen (of Snelmenu > Eigenschappen). U hebt het tabblad <Functiecategorie> gekozen. Klik naast het veld Weergegeven ODC op [...].
U hebt een project geopend.
- U hebt in het menu Opties de menuopdracht Eigenschappen (algemeen) geactiveerd. U hebt een functie geselecteerd. Dubbelklik op de functie of kies Bewerken > Eigenschappen. Klik naast het veld Weergegeven ODC op [...].
- U hebt een functie geselecteerd. Snelmenu > Eigenschappen (algemeen). Klik naast het veld Weergegeven ODC op [...].
In dit dialoogvenster kunt u een bestaande functie afboeken, een bestaande ODC selecteren of een nieuwe ODC genereren.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
In de boom- en lijstweergave worden de in het project voorkomende functies weergegeven zoals ze in de projectgegevens-navigators worden weergegeven.
Als u in de boomweergave een knooppunt voor onderdeelcodes (bijv. "F4") hebt gemarkeerd, kunt u de gemarkeerde ODC selecteren of met de knop [Volgende] de eerstvolgende vrije ODC met dezelfde kenletter bepalen. Wanneer u een bestaande ODC selecteert, wordt deze ODC aan de actuele functie toegewezen maar worden er geen gegevens aan de functie overgedragen.
Als u in de boom- of lijstweergave een functie of een functiesjabloon hebt gemarkeerd, kunt u deze afboeken. Daarbij worden de gegevens van de geselecteerde functie of functiesjabloon aan de actuele functie overgedragen. Net als bij het uitwisselen van functiedefinities, kunnen alleen functies worden afgeboekt waarbij het aantal aansluitingen overeenkomt. Het aantal aansluitingen van de nieuwe functie moet gelijk zijn aan of groter zijn dan het aantal aansluitingen van de geselecteerde functie. Zo kan bijvoorbeeld bij een maakcontact, een verbreekcontact of een wisselcontact worden afgeboekt. Functies waarvan het aantal aansluitingen niet overeenkomt, kunnen niet worden afgeboekt. De knop [OK] is dan niet actief.
In deze vervolgkeuzelijst worden alle beschikbare filters weergegeven. Een geselecteerd filter is automatisch geactiveerd en wordt zowel voor de boomweergave als voor de lijstweergave gebruikt. De invoer "- Niet geactiveerd -" schakelt het filter uit zodat de gegevens ongefilterd worden weergegeven. Met [...] opent u het dialoogvenster Filter. Hier kunt u filters maken, bewerken, verwijderen, kopiƫren, exporteren, importeren en beheren.
Het snelmenu van de vervolgkeuzelijst Filter bevat de volgende invoeren:
- Uitschakelen: deze snelmenuopdracht is beschikbaar wanneer er een filter is ingesteld: zet de filterinstelling op de invoer "- Niet geactiveerd -" terug.
- <Filternaam> inschakelen: deze snelmenuopdracht is beschikbaar wanneer de filterinstelling op "- Niet geactiveerd -" is ingesteld: schakelt het laatst actieve filter opnieuw in.
Op deze manier kunt u snel tussen de ongefilterde en een door u gewenste gefilterde weergave schakelen.
[Volgende]:
Genereert, afhankelijk van de selectie, een nieuwe ODC. Deze knop is alleen actief als in de boomstructuur een knooppunt voor onderdeelcodes (bijvoorbeeld "F4") is geselecteerd.