Voordat u gegevens voor de externe bewerking kunt exporteren, moet u eerst de betreffende instellingen definiëren:
- Open het project waarvoor u de instellingen voor de externe bewerking wilt definiëren.
- Kies de menuopdrachten Opties > Instellingen > Gebruiker > Interfaces > Externe bewerking.
- In het dialoogvenster Instellingen: Externe bewerking selecteert u een schema in de vervolgkeuzelijst Schema of klikt u op [...] om in een vervolgdialoogvenster de instellingen voor een nieuw gebruikergedefinieerd schema te definiëren.
- Selecteer in de vervolgkeuzelijst Bestandstype het gewenste bestandstype dat bij de export moet worden gegenereerd.
- Klik op [Opties] om de exportinstellingen voor het geselecteerde bestandstype te definiëren en klik op [OK].
- Definieer in het veld Doelbestand het station, de directory en de naam van het doelbestand dat moet worden gegenereerd, of klik op [...] om het station en de directory interactief te selecteren.
- Als u in de vervolgkeuzelijst Bestandstype de waarde "Excel-bestand (*.xls, *.xlsx, *.xlsm, *.xlsb)" hebt geselecteerd, kunt u in het veld Sjabloon het bestandspad en de naam van een sjabloonbestand opgeven of deze via [...] selecteren. Deze sjabloon bepaalt dan het formaat van de gegevens bij de export.
- Kies het tabblad Gegevens.
- Selecteer in de lijst Beschikbare formaatelementen het object dat bij de export moet worden gebruikt. Een meervoudige selectie is hier niet mogelijk.
- Verplaats het object met de knop (Naar rechts verplaatsen) naar de lijst Geselecteerde formaatelementen.
- Ga voor alle overige formaatelementen die bij de export moeten worden gebruik op dezelfde wijze te werk.
- Met de knoppen van de werkbalk kunt u de volgorde van de geselecteerde formaatelementen wijzigen.
- Klik op [OK].
Zie ook