In dit dialoogvenster brengt u instellingen aan die alleen om reden van compatibiliteit met vorige EPLAN-versies beschikbaar zijn. Wij raden aan om deze instellingen niet in nieuwe projecten te gebruiken, omdat ze op termijn niet meer door EPLAN worden ondersteund.

Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:

Aansluitcode overnemen:

Als dit selectievakje is ingeschakeld. worden in het eigenschappendialoogvenster van een functie (tabblad <Functiecategorie>, veld Aansluitcode) ook de aansluitcodes van de functies weergegeven die de ODC van de actuele functie overnemen.

Als het selectievakje is uitgeschakeld, worden in het eigenschappendialoogvenster alleen de aansluitcodes van de actuele functie weergegeven. Er worden geen aansluitcodes aan andere functies overgedragen.

Teksten vergroot weergeven:

Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden teksten net als in vorige EPLAN-versies ca. 20% vergroot. Wij raden aan om dit selectievakje alleen te gebruiken als u de layout van projecten die met vorige EPLAN-versies zijn gemaakt precies hetzelfde wilt houden. Houd er rekening mee dat de tekstlengtes en de rij-afstanden enigszins van de "vorige versies" verschillen.

Als het selectievakje is uitgeschakeld, worden teksten met de juiste schaal weergegeven en afgedrukt.

Niet normconforme structuurinstelling 'Bovenliggend' toestaan:

Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt voor bepaalde onderdelen (klemmenstroken, stekers, kabels of afbreekpunten) op het tabblad Structuur van de projecteigenschappen, de instelling Bovenliggend weergegeven. Met deze instelling kunnen onderdelen die geen "−" voorteken in de ODC hebben, als doorgenummerde onderdelen worden behandeld. Voor een projectstructuur met gedefinieerde codeblokken (bijvoorbeeld groep, inbouwplaats) is dit niet conform de norm en wordt dit alleen om historische redenen in het programma gebruikt.

Als het selectievakje is uitgeschakeld, wordt in de eigenschappen van dit project de instelling Bovenliggend niet weergegeven.

Tabblad 'Verbindingen' bij klemmen en stekercontacten gebruiken:

Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt in het eigenschappendialoogvenster van klemmen en stekercontacten het tabblad Verbindingen weergegeven en worden de instellingen gebruikt die daar zijn aangebracht. Met de instellingen op dit tabblad kunt u de doelen van klemmenaansluitingen en stekercontacten afwijkend van de grafische weergave verwerken. De instellingen in de aansluitlogica van de klem / stekercontact worden niet gewijzigd.

Het gebruik van het tabblad Verbindingen is ook van invloed op het dialoogvenster Klemmenstrook bewerken. In het doelgerichte aanzicht wisselt u met de snelmenuopdracht Aansluiting: Intern / extern wisselen niet de klemmenaansluitingen, maar de klemmendoelen.

Als het selectievakje is uitgeschakeld, wordt het tabblad Verbindingen voor klemmen en stekercontacten verborgen en niet gebruikt. De klemmen / stekercontacten worden altijd overeenkomstig de instellingen in de aansluitlogica verwerkt. Hierdoor komen de verwerkingen altijd overeen met de engineering in het schema. U kunt verder alle bedradingsvarianten door de resterende instellingen en een eenduidig schema ontwerpen.

Klemmen als hoofdfunctie toestaan:

Als dit selectievakje is ingeschakeld, kan aan de klemmen de eigenschap Hoofdfunctie worden toegewezen. Hiervoor kan in het eigenschappendialoogvenster van klemmen op het tabblad Symbool- / functiegegevens het selectievakje Hoofdfunctie worden ingeschakeld. Dit komt overeen met de wijze waarop dat in EPLAN vóór versie 2.6 gebeurde.

Als het selectievakje is uitgeschakeld, kunnen klemmen geen hoofdfuncties zijn. Dienovereenkomstig is in het eigenschappendialoogvenster van klemmen op het tabblad Symbool- / functiegegevens het selectievakje Hoofdfunctie altijd uitgeschakeld en grijs weergegeven.

Verwerkingen: Identieke functieteksten vervangen:

In een verwerkingspagina kan het voorkomen dat functies worden uitgevoerd waarbij de functietekst identiek is en dus meerdere keren wordt weergegeven. Als het selectievakje is ingeschakeld, worden functieteksten die herhaaldelijk voorkomen en die onder elkaar staan, vervangen door een vervangingsteken. Het vervangingsteken definieert u via de instelling Identieke teksten vervangen door (onder de menuopdrachten Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Verwerkingen > Weergave / uitvoer).

Businterfacenaam in doelinformatie weergeven:

Vanaf versie 2.8 wordt voor de identificatie van busaansluitingen de combinatie van businterfacenaam en stekercode gebruikt.

Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt overal waar doelinformatie wordt weergegeven, naast de stekercode de businterfacenaam van de busaansluitingen aangegeven. Dit betreft o.a. de weergave van de bron en het doel van verbindingen, de boomweergave van de verbindingen-navigator, kruisverwijzingen, verwerkingen, de weergave van doelen in de dialoogvensters Klemmenstrook bewerken en Steker bewerken etc.

Als het selectievakje is uitgeschakeld, wordt bij de weergave van doelinformatie alleen de stekercode aangegeven. Dit komt overeen met de wijze waarop dat in EPLAN vóór versie 2.8 gebeurde.

Deelklemmen bij export / import van kabelboomgegevens gescheiden behandelen:

Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden deelklemmen bij de export van kabelboomgegevens als aparte rijen geëxporteerd. Dit komt overeen met de wijze waarop dat in EPLAN vóór versie 2.8 gebeurde.
Wanneer het importbestand aparte rijen voor deelklemmen bevat, moet het selectievakje bij de import zijn ingeschakeld.

Als het selectievakje is uitgeschakeld, worden deelklemmen bij de export van kabelboomgegevens gecombineerd. Dat wil zeggen dat er per klem in het exportbestand slechts één rij is.
Wanneer het importbestand steeds één rij per klem met de combineerde gegevens van de deelklemmen bevat, moet het selectievakje bij de import ingeschakeld zijn.

Zie ook

Aansluitcode-overname

Aansluitcodes overnemen

Tabblad Structuur