Routeringspaden zijn automatisch of handmatig ingevoegde paden, waarlangs verbindingen kunnen worden gerouteerd.
Voorwaarde:
U hebt een topologie-pagina in de grafische editor geopend.
- Kies de menuopdrachten Invoegen > Topologie > Routeringspad.
- Plaats de cursor in de buurt van een bestaande topologie-functie, routeringspunt of topologie-afbreekpunt.
Het bestaande punt wordt gemarkeerd. - Plaats het startpunt door op het gemarkeerde object te klikken. Of plaats het startpunt in de vrije ruimte door op een vrije oppervlakte te klikken.
- Definieer vervolgens het volgende punt van het routeringspad en klik steeds met de linkermuisknop om deze punten te plaatsen.
- Plaats het eindpunt door te klikken op een volgende topologie-functie, een routeringspunt of een topologie-afbreekpunt.
Het dialoogvenster Eigenschappen <...> wordt geopend (als in de gebruikersinstellingen voor de grafische bewerking onder de categorie Eigenschappendialoogvensters het selectievakje Bij het invoegen van routeringspunten en -paden (topologie) is ingeschakeld). - Voer op het tabblad Routeringspad de gegevens voor het routeringspad in.
- Klik op [OK].
De eigenschappen van het routeringspunt worden bij een oneven aantal secties bij de middelste sectie weergegeven en bij een even aantal secties bij de sectie vóór het midden. - Sluit de actie af met de snelmenuopdracht Actie annuleren of met de toets [Esc].
Tips:
- Met de snelmenuopdracht Routeringspad afsluiten of door het indrukken van de [Spatiebalk] kunt u het eindpunt van een routeringspad vrij plaatsen.
- In de topologie-navigator kunt u met de snelmenuopdracht Routeringspad genereren niet-geplaatste routeringspaden genereren.
Zie ook
Routeringspadnetwerken (topologie): Principe