Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Verbindingen tussen verschillende coderingsstructuren routeren

Om verbindingen te routeren die tussen verschillende coderingsstructuren lopen (bijvoorbeeld verbindingen tussen twee schakelkasten bij verschillende inbouwplaatsen), moeten de aangesloten functies als topologie-functies beschikbaar zijn. EPLAN ondersteunt u hierbij door deze topologie-functies en de bijbehorende routeringspaden handmatig of automatisch te genereren.

De structuurrouteringspunten vormen het uitgangspunt bij deze werkwijze; zij vertegenwoordigen een bepaalde coderingsstructuur. Bij een structuurrouteringspunt selecteert u handmatig de gewenste functies waaruit de topologie-functies moeten worden gegenereerd, of u laat deze automatisch genereren. Door deze aansluitend te routeren, genereert u routeringsverbindingen tussen de functies in de verschillende coderingsstructuren.

Wanneer u de topologie-functies en routeringspaden vervolgens wilt plaatsen, plaatst u eerst de niet-geplaatste topologie-functies op de schemapagina van het routeringspunt en gebruikt u vervolgens de functie voor het automatisch plaatsen van niet-geplaatste routeringspaden.

In deze paragraaf wordt de werkwijze voor het routeren van verbindingen tussen twee verschillende coderingsstructuren beschreven. Maar op dezelfde wijze kunnen ook verbindingen tussen meerdere verschillende coderingsstructuren worden gerouteerd. In dat geval zijn er meer structuurrouteringspunten nodig.

Voorwaarden:

Verbindingen routeren met automatisch genereren van de topologie-functies

  1. Selecteer de beide structuurrouteringspunten op de topologie-pagina of in de topologie-navigator.
  2. Kies de menuopdrachten Projectgegevens > Topologie > Topologie-functies genereren > Automatisch.

    Uit de meerlijnige of enkellijnige functies die overeenkomen met de coderingsstructuur van de geselecteerde structuurrouteringspunten, worden niet-geplaatste topologie-functies gegenereerd. De topologie-functies die op deze manier zijn gegenereerd, worden via niet-geplaatste routeringspaden met de structuurrouteringspunten verbonden.
  3. Selecteer de meerlijnige verbindingen (bijvoorbeeld in de verbindingen-navigator) of de topologie-functies in de topologie-navigator, of selecteer het project in de pagina-navigator en kies de menuopdrachten Projectgegevens > Topologie > Routeren.

    Er worden tussen de functies in de eerste coderingsstructuur (bij structuurrouteringspunt 1 geselecteerd) en de functies in de tweede coderingsstructuur (bij structuurrouteringspunt 2 geselecteerd) niet-geplaatste routeringsverbindingen gegenereerd.

Tip:

In het eigenschappendialoogvenster van een structuurrouteringspunt kunt u op het tabblad Aangesloten structuren een filter definiƫren. Via een dergelijk filter kunt u het genereren van niet-geplaatste topologie-functies beperken tot een gedeelte van de functies dat overeenkomt met de coderingsstructuur van het geselecteerde structuurrouteringspunt en de hierop aangesloten structuurrouteringspunten. Zo kunt u bijvoorbeeld filteren op functies die zich in een bepaalde inbouwplaats bevinden of die een bepaalde functiedefinitie hebben.

Verbindingen routeren met handmatig genereren van de topologie-functies

  1. Selecteer het eerste structuurrouteringspunt op de topologie-pagina of in de topologie-navigator.
  2. Kies de menuopdrachten Projectgegevens > Topologie > Topologie-functies genereren > Handmatig.
  3. Selecteer in het dialoogvenster Topologie-functies genereren in het bereik Hoofdfuncties zonder topologie de gewenste functies van de eerste coderingsstructuur waarvoor topologie-functies moeten worden gegeneerd.
  4. Verplaats de geselecteerde functies met de pijlknop naar de lijst Aangesloten topologie-functies.
  5. Klik op [OK].

    De niet-geplaatste topologie-functies worden gegenereerd en via niet-geplaatste routeringspaden met het structuurrouteringspunt verbonden.
  6. Genereer op dezelfde wijze bij het tweede structuurrouteringspunt niet-geplaatste topologie-functies en routeringspaden voor de tweede coderingsstructuur.
  7. Selecteer de meerlijnige verbindingen (bijvoorbeeld in de verbindingen-navigator) of de topologie-functies in de topologie-navigator, of selecteer het project in de pagina-navigator en kies de menuopdrachten Projectgegevens > Topologie > Routeren.

    Er worden tussen de functies in de eerste coderingsstructuur (bij structuurrouteringspunt 1 geselecteerd) en de functies in de tweede coderingsstructuur (bij structuurrouteringspunt 2 geselecteerd) niet-geplaatste routeringsverbindingen gegenereerd.

Tip:

Via de menuopdrachten Projectgegevens > Topologie > Topologie-functies genereren > Handmatig kunt u op elk moment het dialoogvenster Topologie-functies genereren openen. Daar kunt u de gegenereerde topologie-functies bekijken en desgewenst naderhand wijzigen. Ook de automatisch gegenereerde topologie-functies worden in dit dialoogvenster weergegeven.

Topologie-functies plaatsen

  1. Wanneer u de eerder gegenereerde, niet-geplaatste topologie-functies en routeringspaden wilt plaatsen, opent u eerst een topologie-pagina in de grafische editor en plaatst u daar de beide structuurrouteringspunten en het verbindende routeringspad (indien dat nog niet gebeurd is).
  2. Selecteer de niet-geplaatste topologie-functies in de topologie-navigator en kies de snelmenuopdracht Plaatsen > Topologie.

    De eerste functie hangt aan de cursor.
  3. Plaats de functies een voor een - door op de linkermuisknop te klikken - op de topologie-pagina.
  4. Selecteer de niet-geplaatste routeringspaden in de topologie-navigator en kies de snelmenuopdracht Plaatsen > Automatisch.

    De topologie-functies worden een voor een met het bijbehorende structuurrouteringspunt verbonden.

Zie ook