Via verbindingsdefinitiepunten is het mogelijk om niet-geplaatste verbindingen te plaatsen of reeds geplaatste verbindingen opnieuw te plaatsen.
- Kies de menuopdrachten Projectgegevens > Verbindingen > Navigator.
- Selecteer de verbinding die u wilt plaatsen. Een meervoudige selectie is mogelijk.
- Kies de snelmenuopdracht Plaatsen.
- Plaats het verbindingsdefinitiepunt op een autoconnecting-lijn.
De gegevens van de verbinding worden aan het verbindingsdefinitiepunt toegewezen. Niet-geplaatste verbindingen worden na het plaatsen verwijderd.
Plaatsing van verbindingen verwijderen
De plaatsing van verbindingen kan uitsluitend via de bijbehorende verbindingsdefinitiepunten worden verwijderd. De verbinding is daarna als niet-geplaatste verbinding in het project aanwezig.
- Selecteer de gewenste verbindingsdefinitiepunten en kies de menuopties Bewerken > Plaatsing verwijderen.
De betreffende verbindingsdefinitiepunten verdwijnen en er ontstaan niet-geplaatste verbindingen. Dit geldt ook als de daaronder liggende verbinding niet verdwijnt. In dat geval zijn er twee verbindingen: een geplaatste zonder specifieke eigenschappen en een niet-geplaatste met specifieke eigenschappen.
Als er al een niet-geplaatste verbinding met identieke doelen bestaat, wordt er een extra niet-geplaatste verbinding gegenereerd. Dit kan leiden tot foutieve resultaten, aangezien er meerdere verbindingsdefinitiepunten op dezelfde verbinding kunnen liggen.
Als u bij meerdere verbindingsdefinitiepunten van één verbinding de plaatsingen verwijdert, ontstaan er meerdere niet-geplaatste verbindingen. U kunt die niet-geplaatste verbindingen weer bij meerdere verbindingsdefinitiepunten op één verbinding afboeken of plaatsen en bereikt daarmee hetzelfde resultaat als voorafgaand aan het verwijderen van de plaatsingen.
Opmerkingen:
- Als u de plaatsingen van verbonden schemasymbolen verwijdert, blijven de bijbehorende verbindingen alleen als niet-geplaatst behouden als u tevens de verbindingsdefinitiepunten hebt geselecteerd (d.w.z. als ook de plaatsingen daarvan zijn verwijderd). Als de plaatsingen van de verbindingsdefinitiepunten niet eveneens zijn verwijderd, ontstaan er geen niet-geplaatste verbindingen, maar worden de verbindingen volledig verwijderd.
- Het verwijderen van een plaatsing werkt alleen als het verbindingsdefinitiepunt eenduidig kan worden toegewezen aan een specifieke verbinding. Is dat niet het geval, dan wordt een overeenkomstige melding weergegeven.
Zie ook
Verbindingsdefinitiepunten tekenen