Om tijdens de contourbewerking op elk moment te kunnen controleren of uw contour correct is of fouten bevat, is een geometriecontrolefunctie beschikbaar. Deze controleprocedure voert – afhankelijk van het gebruikte gegevenstype (contourtype) – de volgende controles uit:
Geometriecontrole voor het type Contour-extrusie:
- Of er niet-toegestane elementen worden gebruikt
- Of er minimaal één gesloten contour voorkomt
- Of alle bestaande contouren zijn gesloten en geen dubbele elementen bevatten
- Of er geen geneste binnencontouren voorkomen.
Geometriecontrole voor het type Contour-NC-recordgenerering:
- Of er niet-toegestane elementen worden gebruikt
- Of er precies één gesloten contour voorkomt, die geen dubbele elementen bevat
- Of er geen geneste binnencontouren voorkomen.
Voorwaarden:
- U hebt een project geopend.
- U hebt de contour die u wilt bewerken in de contoureditor geopend (Hulpprogramma's > Stamgegevens > Contour (...) > Openen > [Openen]).
- Hulpprogramma's > Contour controleren
- Bevestig de melding in het dialoogvenster Contour controleren door te klikken op [OK].
- Kies de menuopdrachten Hulpprogramma's > Systeemmeldingen.
- Klik in het dialoogvenster Systeemmeldingen op [Opslaan].
De systeemmeldingen die betrekking hebben op de actuele contour, worden in het systeemmeldingenbestand opgeslagen en kunnen desgewenst worden afgedrukt.