Vaak hebt u bepaalde specificaties waaruit op te maken is welke apparaten hoe vaak in een project moeten worden ingebouwd. Indien u met voorgedefinieerde apparaten werkt, kunt u een dergelijk apparaat selecteren en plaatsen.
In EPLAN kan op twee manieren worden gewerkt:
Bij de logisch gerichte benadering definieert u eerst bepaalde onderdelen (apparaten). Vervolgens selecteert u – via de apparaatselectie – een dergelijke apparaat en plaatst u het bijbehorende symbool of macro in het project. Zo worden in het project vanaf het begin de bestaande functies van een bepaald apparaat ingebouwd. U kunt in één keer de volledige logica vanuit de artikelgegevens in het project overnemen. Deze werkwijze noemen wij de (logisch gerichte) engineering-benadering.
Bij de grafisch gerichte benadering worden eerst de functies in het project geplaatst en wordt aansluitend een apparaatselectie uitgevoerd.
Beide werkwijzen kunnen ook door elkaar worden gebruikt.
De werkwijze volgens de engineering-benadering omvat de volgende stappen:
- Apparaten voordefiniëren
- Met de navigators werken
- Met voorgedefinieerde (of geïmporteerde) apparatenlijsten werken
- Functies afboeken
- De ontworpen apparaten synchroniseren met de voorgedefinieerde apparaten.
Apparaten maken de volgende bewerkingsstappen mogelijk:
- Schema's kunnen via de artikelselectie worden getekend.
- U kunt eerst het apparaat selecteren en dit wegschrijven naar een lijst, waaruit u de apparaten vervolgens kunt plaatsen.
- Apparaten kunnen worden gecontroleerd en kunnen worden beveiligd tegen wijzigingen.
- Apparaten kunnen door meerdere symbolen grafisch worden weergegeven.
- Apparaten kunnen worden uitgewisseld.
- Meerdere apparaten kunnen tot een module worden samengevoegd.
- Apparaten en modulen kunnen van het ene project naar het andere worden gekopieerd.
- Artikelen kunnen zonder grafische weergave (en zonder ODC) in een project aanwezig zijn en kunnen worden afgeboekt.
Zie ook
Invoegen / plaatsen van apparaten