Via het dialoogvenster Beveiliging configureren kunt u gericht een of meerdere pagina's, functies of segmenten handmatig van een wijzigingsbeveiliging voorzien.
Voorwaarden:
- U hebt een project geopend.
- U hebt een functie in de grafische editor of in een navigatorvenster geselecteerd of u hebt een of meerdere pagina's in de pagina-navigator geselecteerd. Of u hebt een segment in de pre-planning-navigator geselecteerd.
- Voor de geselecteerde objecten is geen automatische wijzigingsbeveiliging geactiveerd.
- Kies de menuopdracht Bewerken > Overig > Beveiliging configureren.
- Schakel in het dialoogvenster Beveiliging configureren het selectievakje Handmatige beveiliging in.
- Klik op [OK].
Aan de objecten worden de eigenschappen Wijzigingsbeveiliging (ID 3014) en Wijzigingsbeveiliging (hiërarchisch) (ID 3015) toegewezen.
Alle eigenschappen van beveiligde objecten kunnen niet meer worden gewijzigd.
De beveiligde objecten kunnen niet meer uit het project worden verwijderd.
Handmatige wijzigingsbeveiliging opheffen
- Selecteer de gewenste objecten in een navigatorvenster of in de grafische editor.
- Kies de menuopdracht Bewerken > Overig > Beveiliging configureren.
- Schakel in het dialoogvenster Beveiliging configureren het selectievakje Handmatige beveiliging uit.
- Klik op [OK].
De wijzigingsbeveiliging wordt opgeheven; d.w.z. dat de eigenschappen Wijzigingsbeveiliging en Wijzigingsbeveiliging (hiërarchisch) voor alle geselecteerde objecten worden uitgeschakeld.
Tip:
Wanneer u een hiërarchieniveau in het navigatorvenster hebt gemarkeerd, kunt u de wijzigingsbeveiliging voor alle objecten onder dit hiërarchieniveau gelijktijdig in- of uitschakelen.
Zie ook