Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Formulieren voor klemmen- en stekeraansluitlijsten

In formulieren voor klemmen- en stekeraansluitlijsten kunnen een of meerdere kabeltabellen worden geïntegreerd. Uit de kabeltabel blijkt door welke kabelverbinding een klem of een stekercontact met een doel-onderdeel wordt verbonden. De kabelverbindingen zijn daarbij gesorteerd op kabel.

Normaal gesproken bevat een formulier twee kabeltabellen, bijvoorbeeld links voor de externe en rechts voor de interne aansluitingen van de klemmen / stekercontacten. Er zijn ook kabeltabellen voor een bepaalde formulierpositie (A, B, C of D) mogelijk, of kabeltabellen waarin steeds twee formulierposities worden gecombineerd (gewoonlijk "A en C" of "B en D"). De formulierposities kunnen bij de betreffende klemmen of stekercontacten worden ingevoerd (op het tabblad Verbindingen van het eigenschappendialoogvenster).

Opbouw van de kabeltabel

De kabeltabel bestaat uit een kopbereik en een gegevensbereik. In het kopbereik worden de kabeleigenschappen weergegeven, in het gegevensbereik de kabelverbindingseigenschappen. Normaal gesproken is de uitlijning van het kopbereik hetzelfde als die van het gegevensbereik. Het is echter ook mogelijk om het kopbereik loodrecht op het gegevensbereik (dus 90° gedraaid) weer te geven; in dat geval moet de formuliereigenschap Kabeltabel: Kopbereik loodrecht op gegevensbereik geactiveerd zijn.

Definiëren van de afstanden

De afstanden voor het gegevensbereik worden relatief t.o.v. de formulieruitlijning aangegeven: positieve waarden lopen parallel aan de formulieruitlijning, negatieve waarden in tegengestelde richting.

Als het kopbereik dezelfde uitlijning heeft als het gegevensbereik, hoeven de afstanden alleen via het gegevensbereik te worden gedefinieerd (Eigenschappen Kabeltabel: Afstand gegevensbereik ...). De afstanden van de kolommen of regels in het kopbereik worden dan uit het gegevensbereik overgenomen.

Als het kopbereik loodrecht t.o.v. het gegevensbereik staat, worden de afstanden voor het kop- en gegevensbereik gescheiden van elkaar gedefinieerd. Voor het kopbereik kunnen de eigenschappen Kabeltabel: Afstand kopbereik ... en voor het gegevensbereik de eigenschappen Kabeltabel: Afstand gegevensbereik... worden gebruikt, waarbij er voor de verschillende formulierposities en de externe en interne aansluitingen aparte eigenschappen zijn.

Weergave van de kabel- en kabelverbindingseigenschappen

Voor de weergave van kabeleigenschappen in het kopbereik van de kabeltabel kunnen de tijdelijke aanduidingen Kabeltabel-kopbereik ... worden gebruikt. Als het kopbereik dezelfde uitlijning heeft als het gegevensbereik, selecteert u de eigenschappen alleen via de tijdelijke aanduiding Kabeltabel-kopbereik. Als het kopbereik loodrecht t.o.v. het gegevensbereik staat, gebruikt u de tijdelijke aanduidingen Kabeltabel-kopbereik extern, Kabeltabel-kopbereik intern of Kabeltabel-kopbereik via formulierpositie.

Voor de weergave van eigenschappen in het gegevensbereik zijn de tijdelijke aanduidingen Kabeltabel-gegevensbereik extern, Kabeltabel-gegevensbereik intern en Kabeltabel-gegevensbereik via formulierpositie beschikbaar.

Als u niet de eigenschappen van kabelverbindingen wilt bekijken, maar alleen of een kabelverbinding aan een klem of aan een stekercontact is aangesloten, kunnen kabelverbindingen en individuele verbindingen in de klemmenaansluitlijst door een vervangingsteken worden weergegeven. U definieert dit vervangingsteken in het dialoogvenster Instellingen: Weergave / uitvoer (te bereiken via Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Verwerkingen > Weergave / uitvoer).

Weergave van individuele verbindingen in de kabeltabel

In de kabeltabel kunnen ook individuele verbindingen worden weergegeven, d.w.z. verbindingen die geen kabelverbindingen van een kabel zijn. U definieert dit in het formulier door voor de gebruikte tijdelijke aanduiding-teksten Kabeltabel-gegevensbereik ... het selectievakje Alle verbindingen weergeven in te schakelen.

De individuele verbindingen worden t.o.v. de kabelverbindingen in de tegengestelde richting in het gegevensbereik van de kabeltabel ingevoerd. Dat wil zeggen dat als de kabeltabel met kolommen wordt opgebouwd, de kabelverbindingen in de eerste kolom beginnen en de individuele verbindingen in de laatste kolom. Als de kabelverbindingen bijvoorbeeld van rechts naar links worden ingevoerd, worden de individuele verbindingen van links naar rechts ingevoerd.

Regels voor de weergave van individuele verbindingen in de kabeltabel

In de kabeltabel worden in principe alleen individuele verbindingen weergegeven die afwijken van de standaardwaarden van het project. Verbindingen waarbij de waarden van de eigenschappen Verbindingsdoorsnede / -diameter (ID 31002), Eenheid verbindingsdoorsnede / -diameter (ID 31059), Verbindingskleur / -nummer (ID 31004) en Opmerking (ID 20045) overeenkomen met de standaardwaarden uit de projectinstellingen, worden niet weergegeven.

Voor individuele verbindingen hoeven geen aparte tijdelijke aanduidingen in het kopbereik van de kabeltabel te worden gedefinieerd. Als het gegevensbereik de eigenschap Verbindingskleur / -nummer bevat, worden in het kopbereik automatisch de eigenschappen Verbindingsdoorsnede / -diameter, Eenheid verbindingsdoorsnede / -diameter en Opmerking weergegeven. Eigenschappen met dezelfde waarden worden daarbij in één kolom gecombineerd.

Als de individuele verbindingen door een vervangingsteken worden weergegeven, wordt bovendien de eigenschap Verbindingskleur / -nummer in het kopbereik weergegeven.

Zie ook