In dit dialoogvenster kunt u de eigenschappen van een montageraster instellen. Montagerasters worden aan afzonderlijke oppervlakken van een 3D-artikelplaatsing toegekend en bij het plaatsen van andere componenten op deze oppervlakken weergegeven. Daardoor kan er alleen nog op de snijpunten van de rasterlijnen worden geplaatst. Met het montageraster kan een fabrikant- en typespecifiek gatenpatroon op bijvoorbeeld kastprofielen worden afgebeeld, waarin bij de montage schroefverbindingen worden geplaatst.

De in dit dialoogvenster gedefinieerde rasterpunten hebben altijd betrekking op het nulpunt van het vlak dat door een coördinatensysteem wordt weergegeven.

Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:

Groepsvak X-richting

Rasterafstand:

Definieert de afstand tussen de twee rasterlijnen in X-richting.

Aantal rasterlijnen:

Aantal waarmee de door de rasterlijnen in X-richting gedefinieerde rasterafstand wordt herhaald.

Het raster strekt zich uit tot het einde van het montageoppervlak, wanneer in de vervolgkeuzelijst de waarde "Geen beperking" is gekozen.

Het aantal rasterlijnen mag niet in X- en Y-richting gelijktijdig 1 zijn.

---

Groepsvak Y-richting

Rasterafstand:

Definieert de afstand tussen de twee rasterlijnen in Y-richting.

Aantal rasterlijnen:

Aantal waarmee de door de rasterlijnen in Y-richting gedefinieerde rasterafstand wordt herhaald.

Het raster strekt zich uit tot het einde van het montageoppervlak, wanneer in de vervolgkeuzelijst de waarde "Geen beperking" is gekozen.

Het aantal rasterlijnen mag niet in X- en Y-richting gelijktijdig 1 zijn.

Zie ook

Montageraster definiëren en gebruiken

Montagehulp weergeven