Oorzaak
Bij een PLC-aansluiting is een adres gedefinieerd dat zich niet binnen het adresbereik van de bijbehorende PLC-kaart bevindt.
Oplossing
- Bepaal de locatie van de PLC-aansluiting in het schema met de functie Ga naar (tekening) in het snelmenu van het dialoogvenster Meldingenbeheer.
- Spring via de snelmenuopdracht Ga naar (tegenpool) van de PLC-aansluiting naar de bijbehorende PLC-kast van de PLC-kaart.
- Open het eigenschappendialoogvenster van de PLC-kast.
- Bepaal de waarden in het veld Startadres van de PLC-kaart en PLC-apparaat: Gegevenslengte (...) in de eigenschappenlijst van het eerste tabblad.
- Wijzig het PLC-adres van de PLC-aansluiting zodat het binnen het adresbereik van de PLC-kaart ligt, of pas het startadres of de gegevenslengte bij de PLC-kast aan.
- Bevestig uw invoer.
- Start vervolgens een nieuwe controleprocedure.
Opmerkingen:
Deze controleprocedure controleert of het adres van een PLC-aansluiting zich binnen het adresbereik van de bijbehorende PLC-kaart bevindt (van = "Startadres", tot = "Startadres + gegevenslengte").
Om de controleprocedure te kunnen uitvoeren, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
- De PLC-aansluiting beschikt over een van de functiedefinities "PLC-aansluiting, AU", "PLC-aansluiting, AI", "PLC-aansluiting, DU", "PLC-aansluiting, DI" of "PLC-aansluiting, multifunctie" met bijpassende logica. Het kenmerk van de adressering voor de ingangen en uitgangen is niet doorslaggevend voor de controle.
- Het PLC-adres van de PLC-aansluiting mag niet leeg zijn.
- Bij de PLC-aansluiting bestaat een bijbehorende PLC-kast met de eigenschappen Startadres van de PLC-kaart en PLC-apparaat: gegevenslengte. De betreffende velden moeten met een waarde gevuld zijn en beide waarden moeten passen bij het I/O-type en bij de index van de te controleren PLC-aansluiting.
- De waarde van de eigenschap CPU: Naam (ID 20253) mag niet leeg zijn. Deze invoer bepaalt het te gebruiken adresseringsschema.
- In het bij het CPU behorende adresseringsschema in de PLC-specifieke instellingen moet een teller met de configuratiewaarde "Startadres van de PLC-kaart" gedefinieerd zijn.
Verder geldt voor de controleprocedure het volgende:
- Zonder opgave van een adresseringsschema kan het adresbereik (tot = "Startadres + gegevenslengte") niet worden berekend.
- De gegevenslengte wordt onafhankelijk van het gebruikte adresseringsschema als decimaalwaarde in bit aangegeven.
- De gegevenslengte kan in het artikelbeheer worden opgeslagen en wordt vandaar overgenomen.