Oorzaak
Twee topologie-deelrouteringspaden met dezelfde ODC vormen samen een routeringspad maar geen deelrouteringspad-paar. De reden hiervoor is dat beide topologie-deelrouteringspaden ofwel hoofdfuncties ofwel nevenfuncties zijn.
Oplossing
- Bepaal de locatie van het eerste topologie-deelrouteringspad binnen het routeringspadnetwerk met de functie Ga naar (tekening) in het snelmenu van het dialoogvenster Meldingenbeheer.
- Open het eigenschappendialoogvenster van de topologie-functie en controleer op het tabblad Deelrouteringspad of het selectievakje Hoofdfunctie is ingeschakeld of uitgeschakeld.
- Herhaal deze procedure ook voor het tweede topologie-deelrouteringspad, dat eveneens in het dialoogvenster Meldingenbeheer wordt weergegeven.
- Maak vervolgens van een van beide topologie-deelrouteringspaden een hoofdfunctie en van de andere een nevenfunctie, zodat er een topologie-deelrouteringspad-paar ontstaat.
- Bevestig de wijzigingen met [OK].
- Start vervolgens een nieuwe controleprocedure.