Hulpprogramma's > Artikel > Beheer. U hebt in de boom een object geselecteerd dat tot het hiërarchieniveau Aansluitbeeld behoort.
Op dit tabblad definieert u een indeling (dus een groep) van aansluitingen. Definieer de ruimtelijke indeling en de specifieke gegevens van de aansluitingen die tot een aansluitbeeld behoren. Op het tabblad Technische gegevens van de artikelen heeft u vervolgens toegang tot de hier gedefinieerde gegevens.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
Selecteer in de vervolgkeuzelijst het schema dat u voor de weergave van aansluitgegevens wilt gebruiken. Of klik op [...] om in het dialoogvenster Instellingen: Kolomconfiguratie een schema te maken of te bewerken.
Tabel
Standaard worden in de tabel de hierna genoemde aansluitgegevens weergegeven. Door een ander schema te selecteren, kunt u deze weergave beïnvloeden.
Geef hier de ODC van de steker op waarmee de aansluiting is verbonden. De stekercode ondersteunt de identificatie van PLC-aansluitingen of apparaataansluitingen. Bij busaansluitingen wordt bovendien de businterfacenaam voor de identificatie gebruikt.
Als het bij de aansluiting om een etageklem gaat, geeft u hier de etage op.
Definieert voor een aansluiting in het aansluitbeeld de hoeveelste interne of externe aansluiting deze aansluiting voorstelt.
In de velden X-positie t/m Z-positie definieert u de coördinaatwaarden van het aansluitpunt.
Opmerking:
Bij het opgeven van de aansluitpunten moet u erop letten dat deze binnen de geometrische afmetingen van het apparaat liggen. Als de aansluitpunten buiten het apparaat liggen, worden de verbindingen niet geroteerd.
In dit veld definieert u de richting waarin de routeringsverbinding vanuit de aansluiting een ingang in het routeringspadnetwerk moet zoeken.
In de velden X-vector t/m Z-vector definieert u de waarden voor de aansluitvector, waarmee de routeringsverbinding de aansluiting uitgaat. De waarden beschrijven de "voorkeursrichting" van de vector naar de betreffende as.
- X-, Y- en Z-assen liggen in een hoek van 90° ten opzichte van elkaar.
- Vectorwaarde 1 betekent: parallelle oriëntatie ten opzichte van de betreffende as.
- Vectorwaarde 0 betekent: geen aandeel van de as bij de uitlijning van de vector.
- Vectorwaarden tussen 0 en 1 verschuiven het aandeel van de as in het bereik tussen 0° en 90° (0,5 = 45°, 0,25 = 22,5°). Negatieve waarden zijn mogelijk.
- Als alle assen dezelfde vectorwaarde hebben, wordt de vector precies op het snijpunt van het assenkruis 45° ten opzichte van alle assen uitgelijnd.
Vector |
Waarde |
---|---|
|
X=1, Y=0, Z=0 Definieert een vector parallel t.o.v. de X-as. |
|
X=0,5, Y=0, Z=1 Draait een vector die parallel aan de Z-as loopt, 45° in de richting van de X-as. |
|
X=-0,5, Y=0, Z=1 Draait een vector die parallel aan de Z-as loopt, 45° tegen de richting van de X-as in. |
|
X=0, Y=0,5, Z=0,5 Definieert een ruimtelijke vector tussen de Y-as en de Z-as. |
Hier kunt u voor afzonderlijke aansluitingen een waarde definiëren die afwijkt van de standaard waarde.
In dit veld kunt u voor schroefaansluitingen, schroefdraad, nippels en steekaansluitingen de maat van de schroef (bijvoorbeeld "M6") of van het verbindingsstuk (bijvoorbeeld "4,8x0,5") opgeven.
Min. dwarsdoorsnede:
Max. dwarsdoorsnede:
Geef hier de waarden op voor de minimale en de maximale draaddoorsnede die op de aansluiting kan worden aangesloten.
Dubbele hulzen voorgeschreven:
Definieer via het selectievakje of voor de aansluiting dubbele hulzen moeten worden gebruikt als er twee verbindingen naar deze aansluiting gaan.
Geef hier de waarden op voor de minimale en de maximale AWG-dwarsdoorsnede die kan op de aansluiting kan worden aangesloten.
Bled afmeting:
Schroefgereedschap (bijvoorbeeld een schroevendraaier) bestaat uit een aandrijving en een afdrijving. De aandrijving is de component die het gereedschap beweegt, bijvoorbeeld een greep of een motoras. De afdrijving is de component die wordt bewogen, bijvoorbeeld de steel of de punt van de schroevendraaier. De bled afmeting bepaalt de dimensies van de afdrijving (van de steel of punt), bijvoorbeeld "3 x 0.5" = breedte 3 mm en dikte 0.5 mm. Door het opgeven van de normafkorting kan ook de uitvoering van de afdrijving worden aangegeven, bijvoorbeeld "PZ 1" voor Pozidriv-kruisgleuf of "TX 5" voor Torx-schroefkop.
Min. aandraaimoment:
Max. aandraaimoment:
Wordt in Newtonmeter aangegeven; beschrijft de kracht waarmee bijvoorbeeld een schroef wordt aangedraaid, dus de kracht die van de aandrijving op de afdrijving wordt overgebracht.
Snelmenu:
Het snelmenu stelt - afhankelijk van het veldtype (bijv. datum, hele getallen, meertalig) - menuopdrachten ter beschikking, waarmee u afhankelijk van de situatie bijvoorbeeld de weergave van tabellen kunt beïnvloeden of de waarden in velden kunt bewerken. Een overzicht van deze snelmenuopdrachten vindt u in de paragraaf Snelmenuopdrachten.
Zie ook