Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Pre-planning: ODC-nummering

Wanneer functies met een planningsobject worden gekoppeld of wanneer planningsobjecten met gekoppelde functies binnen de structuur worden verplaatst, worden de ODC's van de functies automatisch genummerd. Dit gebeurt bij de volgende acties:

De met de planningsobjecten gekoppelde functies worden genummerd volgens de instellingen die voor de online-nummering bij het invoegen van symbolen gelden. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt of de functie als symbool of vanuit een macro is geplaatst. Als de macro andere functies bevat die niet met een planningsobject zijn gekoppeld, worden deze functies volgens de instellingen voor de online-nummering bij het invoegen van macro's genummerd.

De structuurcodes van een functie worden uit de structuurcodes van het planningsobject en de doelpagina samengesteld.

Een bij het structuursegment ingevoerde productcode behoort altijd tot de coderingsstructuur. Als bij een onderliggend planningsobject geen productcode is ingevoerd, wordt deze bij het nummeren toegevoegd.

Opmerking:

De ODC's van de functies worden niet automatisch genummerd als u de structuurcodes van het planningsobject of van een bovenliggend segment wijzigt. In dat geval dient de detailplanning geactualiseerd te worden. Kies daartoe in de pre-planning navigator de snelmenuopdracht Detailplanning actualiseren en schakel in het vervolgdialoogvenster het selectievakje Onderdeelcodes en symbolische adressen actualiseren in.

Een dergelijke actualisering van de detailplanning zorgt ervoor dat functies (of weergaven) van een onderdeel die nog geen verwijzing naar het planningsobject hebben, deze verwijzing krijgen. Om dit mogelijk te maken, mag het onderdeel slechts een hoofdfunctie hebben.

Regels voor de online-nummering

De ODC's moeten altijd uniek zijn. Als bij een planningsobject in de volledige structuur een productcode is ingevoerd, wordt eerst deze ODC gebruikt. Als deze al in de doelstructuur bestaat en er dus een dubbele ODC zou ontstaan, wordt er een subteller toegevoegd of wordt een bestaande subteller doorgenummerd. Daarbij wordt de hoogste bestaande subteller met de waarde "1" verhoogd.

PLC-aansluitingen die via het(zelfde) symbolische adres en de CPU tot een adresinvoer van een planningsobject behoren, worden niet genummerd. Als de PLC-aansluiting echter een verwijzing naar een planningsobject heeft, wordt deze ook afhankelijk hiervan genummerd. (PLC-aansluitingen hebben alleen een verwijzing naar het planningsobject wanneer in dit planningsobject hun hoofdfunctie, dus de PLC-kast, gedefinieerd is.)

Als in het project functies worden ingevoegd die geen verwijzing naar een planningsobject hebben, worden deze functies onafhankelijk van de planningsobjecten genummerd; mochten de planningsobjecten echter al toegekende functies hebben, dan wordt rekening gehouden met hun ODC's.

Opmerkingen:

De gegevens in de waardenset van een tijdelijke aanduiding-object hebben voorrang boven de gegevens bij het planningsobject. De gegevens bij het planningsobject (zonder vraagteken "?") hebben voorrang boven het in het project ingestelde nummeringsformaat.

Bij de offline-nummering worden eerst de functies genummerd die met een planningsobject gekoppeld zijn, daarna de overige functies.

Zie ook