Voor verschillende PLC-fabrikanten is de PLC- in het AutomationML-formaat mogelijk. Daarbij gaat het om een fabrikantneutraal, XML-gebaseerd gegevensformaat (Automation Markup Language).
In de dialoogvensters voor de export en import van PLC-gegevens zijn daartoe - afhankelijk van het geselecteerde PLC-configuratieprogramma - in de lijst met mogelijke bijbehorende invoeren beschikbaar. Voor de export in het AutomationML formaat gelden de volgende bijzonderheden:
Elk object wordt in AutomationML door een wereldwijd unieke GUID (Globally Unique Identifier) geïdentificeerd. Deze GUID wordt bij de export automatisch toegekend, voor zover er nog geen GUID is aangegeven en dient normaal gesproken niet handmatig te worden gewijzigd. De export in het AutomationML-formaat is daarom alleen vanuit bewerkbare mogelijk. Een AutomationML-GUID heeft het formaat "xxxxxxxx-xxxx-xxxx-xxxx-xxxxxxxxxxxx" waarbij x staat voor een van de tekens "0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 a b c d e f A B C D E F".
Ook de van krijgen eigen GUID's. Aansluitingen worden als ExternalInterface geëxporteerd.
Bijbehorende kunnen desgewenst ook in het exportbestand worden uitgevoerd en krijgen eigen GUID's. Dit is bijvoorbeeld nodig om met de TIA Selection Tool uit te wisselen. Als toebehoren worden alle artikelen beschouwd die in het van een hoofdfunctie op het tabblad Artikel bij de posities 2 tot 50 zijn ingevoerd. Voor de export van bijbehorende artikelen moet voor deze artikelen in het artikelbeheer een PLC- zijn ingevoerd. De GUID voor bijbehorende artikelen worden bij de export automatisch toegekend en in de eigenschap AutomationML GUID (toebehoren) opgeslagen. Wanneer een bijbehorend artikel bij een hoofdfunctie wordt verwijderd, wordt ook de betreffende GUID verwijderd. Bij het bewerken van een bijbehorend artikel (bijvoorbeeld bij een nieuwe artikelselectie, bij een apparaatselectie of bij het wijzigen van de volgorde op het tabblad Artikel ) blijft de GUID behouden.
Om niet-benodigde AutomationML GUID's uit een project te (bijvoorbeeld in een kopie van het project), kunt u het project comprimeren. Schakel daartoe in het dialoogvenster Instellingen: Compressie van het hiërarchieniveau Projectgegevens verwijderen het selectievakje AutomationML GUID's in.
Bij de export worden alle meegenomen die minimaal een busaansluiting hebben. Zo kunnen naast ook , motoren en andere worden geëxporteerd.
Bij de export van Ethernet-gebaseerde bussystemen kunt u definiëren of de gedetailleerde aansluitingen van de in het exportbestand moeten worden uitgevoerd. Wanneer u met flexibele bekabeling werkt, kunt u de uitvoer van gedetailleerde aansluitingen uitschakelen om nabewerking te vermijden.
Voor de export in het AutomationML-formaat moeten de namen van de binnen een uniek zijn. Als naam wordt in dat geval niet de objectbeschrijving, maar de eigenschap PLC-kaartnaam geëxporteerd. Als de PLC-kaartnaam leeg is, wordt de objectbeschrijving geëxporteerd en - om deze uniek te - een doorlopend positienummer toegevoegd (Beschrijving_1, Beschrijving_2, ...). Wanneer er ook geen objectbeschrijving beschikbaar is, wordt een eenduidige PLC-kaartnaam gegenereerd. De bij de export gegenereerde PLC-kaartnamen worden in de eigenschap PLC-kaartnaam ( 20437) opgeslagen.
Naast de van de , worden ook de functieteksten van de PLC-kasten geëxporteerd en geïmporteerd (eigenschap Functietekst (automatisch) ). De functieteksten worden in alle beschikbare talen geëxporteerd en geïmporteerd. De taal die in het dialoogvenster PLC-gegevens exporteren of PLC-gegevens importeren is ingesteld, is de hoofdtaal in het uitwisselingsbestand en wordt daar bij het betreffende PLC-object als waarde (Value ) opgeslagen, alle overige talen worden als aanvullende attributen opgeslagen.
Instelbare PLC-aansluitingen worden bij de export in het AutomationML-formaat in normale I-/O-aansluitingen omgezet (afhankelijk van de instelling voor het signaaltype in de aansluitlogica). Bij de import worden dergelijke aansluitingen weer in instelbare PLC-aansluitingen teruggezet, wanneer er een passend artikel wordt gevonden waarbij een functiesjabloon met de functiedefinitie "PLC-aansluiting, multifunctie" is opgeslagen.
Bij de import van een AutomationML-bestand worden gevulde ODC- in EPLAN niet door lege of ontbrekende ODC-componenten overschreven.
Bij het importeren van een AutomationML-bestand worden apparaten en PLC-aansluitingen die wel in het project maar niet in het importbestand voorkomen, in EPLAN met de eigenschap Gemarkeerd om te verwijderen aangeduid. Voor PLC-aansluitingen is dat het geval wanneer het symbolisch adres in het importbestand leeg is, maar bij de bijbehorende PLC-aansluiting in EPLAN de eigenschap Symbolisch adres (automatisch) gevuld is. Het bestaande symbolisch adres blijft behouden. Via de controleprocedure 004029 kunt u deze PLC- opsporen en controleren.
Vrije (die aan geen enkele PLC-aansluiting zijn toegekend) kunnen via de PLC-gegevensuitwisseling in het AutomationML-formaat worden geëxporteerd en geïmporteerd. Na de import van een AutomationML-bestand zijn de daar voorkomende vrije symbolische adressen in EPLAN beschikbaar en kunnen uit de I/O-lijst worden afgeboekt.
Instellingen voor verschillende bussystemen
De volgende tabel bevat een overzicht van de die voor de PLC-gegevensuitwisseling in het AutomationML-formaat relevant zijn. Welke eigenschappen bij de busaansluitingen gevuld moeten zijn (x) of welke optioneel zijn (o) is afhankelijk van het gebruikte bussysteem.
Eigenschap
ID
Bussysteem
Ethernet-gebaseerd
Profibus DP
ASI
DRIVE CLiQ
PortToPort
ET-Connection
Local-Bus: Uitbreiding
Alle anderen
Configuratieproject
20161
o*1
o*1
o*1
o*1
o*1
Bussysteem
20308
x
x
x
x
x
Stekercode
20406
x
Businterface: Naam
20447
x
Businterface: Hoofdbusaansluiting
20448
o
Fysiek net: Naam
20413
o
o
o
o
Fysiek net: Busadres / positienummer
20311
o
o
o
o
Fysiek net: Busadres / positienummer 2
20386
o*2
Subnetmasker
20446
o
Logisch net: Naam
20414
o
o
Logisch net: Busaansluiting is master
20310
o
o
Ontbrekende busadressen negeren
20412
o*3
*1: alleen vereist wanneer de waarde afwijkt van die van de bijbehorende PLC-kast.
*2: kan gevuld worden wanneer het een ASI-dubbelapparaat betreft.
*3: kan geactiveerd worden om busaansluitingen die geen busadres nodig hebben, bij de uitvoering van de controleprocedure 004037 te negeren.
Niet gecodeerde velden zijn voor de PLC-gegevensuitwisseling niet nodig. Wanneer de optionele velden (o) leeg worden gelaten, kan er in het PLC-configuratieprogramma worden geïmporteerd, maar moet er een nabewerking plaatsvinden.
Zie ook
Opbouw van PLC
Gegevensuitwisseling van PLC-configuratiebestanden
Dialoogvenster Instellingen: AutomationML-export