Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Definitie van potentialen en signalen

In EPLAN wordt onderscheid gemaakt tussen potentialen en signalen. Via de potentialen worden behalve de instellingen voor de verbindingseigenschappen ook de potentiaalinformatie in het project opgenomen.

Een potentiaal of een signaal wordt gedefinieerd door een potentiaaldefinitiepunt of een potentiaalaansluiting. De gegevens die daar zijn ingevoerd gelden voor de gehele potentiaal of het gehele signaal en niet alleen voor een individuele verbinding.

Signalen moeten een andere naam hebben dan de bijbehorende potentiaal en kunnen afwijkende gegevens hebben. De signaalnaam is nodig voor de verdeling van de verbindingen over meerdere pagina's van het schema en voor de oriëntatie in de schakelkast en in het schema. Als u wilt weten welke zekering u moet uitschakelen om de motoren van een installatiedeel spanningsloos te maken, controleert u aan welk signaal de motoren zijn aangesloten. Vervolgens controleert u vanuit welke zekering dit signaal uitgaat.

Bij het potentiaaldefinitiepunt wordt de waarde van de potentiaal aangegeven, evenals alle signalen waaraan een verbruiker kan zijn verbonden. Daardoor kunnen de potentialen bij een verbruiker worden gecontroleerd.

Potentiaaldefinitiepunten en -aansluitingen

Via het potentiaaldefinitiepunt of de potentiaalaansluiting krijgt een verbinding de volgende gegevens:

De volgende gegevens kan een verbinding alleen via een verbindingsdefinitiepunt (en niet via een potentiaaldefinitiepunt) krijgen:

Het potentiaaldefinitiepunt en de potentiaalaansluiting zijn gelijkwaardig. Bij een potentiaalaansluiting kunt u alle gegevens invoeren die u ook bij een potentiaaldefinitiepunt kunt invoeren.

Potentiaaldefinitiepunten en -aansluitingen worden niet in de projectstructuur opgenomen en ook niet genest.

Potentiaaltype

Het potentiaaltype kan alleen afkomstig zijn van de potentiaal of van de aansluitingen bij de verbinding. Daarbij heeft de potentiaaldefinitie voorrang. Verschillen tussen het potentiaaltype voor de verbinding en de aansluiting worden als fout gemeld. (Het potentiaaltype "Niet gedefinieerd" past bij alle andere potentialen en leidt niet tot een foutmelding.) Als de potentiaal door de aansluitingen wordt overgenomen, kan dat in tegenspraak zijn met de potentiaaltypen die daar zijn gedefinieerd. In dat geval wordt de grafisch eerste potentiaal gebruikt en verschijnt er een foutmelding.

Verbindingen met de potentiaaltypen L, N, PE / PEN, +, M, - en SH worden in aparte layers opgeslagen, bijvoorbeeld EPLAN540, Grafisch symbool.Verbindingssymbolen.Autoconnecting.Potentiaaltype [L]. De eigenschappen van deze layers die in het layerbeheer zijn gedefinieerd, bepalen hoe de verbindingen worden weergegeven. Standaard hebben deze dezelfde instellingen als de layer voor algemene verbindingen, EPLAN311, Grafisch symbool.Verbindingssymbolen.Autoconnecting. Als u de instellingen in het layerbeheer wijzigt, kunnen verbindingen met verschillende potentiaaltypen bijvoorbeeld door verschillende kleuren worden gemarkeerd. De in het layerbeheer opgeslagen instellingen voor de potentiaaltypen hebben alleen effect als bij een verbinding geen andere instellingen voor de grafische weergave van verbindingen zijn aangebracht (bijvoorbeeld via een potentiaal- of verbindingsdefinitiepunt).

Plaatsing van eigenschappen

Bij een potentiaaldefinitiepunt wordt standaard de potentiaalnaam geplaatst, maar er kunnen ook andere eigenschappen worden geplaatst.

Bij een potentiaalaansluiting wordt alleen de potentiaalnaam geplaatst.

Logische informatie van de potentiaalaansluiting

Een potentiaalaansluiting is een functie en bevat daarom logische informatie. Bij meerdere aansluitpunten is hier aangegeven hoe de potentiaal en het signaal naar de aansluiting moeten worden doorgevoerd. Met betrekking tot de functiedefinitie gedragen de aansluitpunten van de potentiaalaansluiting zich neutraal. Als in het eigenschappendialoogvenster van de potentiaalaansluiting het potentiaaltype is ingesteld, geldt dit tegelijkertijd voor de aansluitpunten.

Verwerking van meerdere potentiaaldefinitiepunten of -aansluitingen

Meerdere potentiaaldefinitiepunten of -aansluitingen met dezelfde naam zijn toegestaan. Indien de eigenschappen elkaar tegenspreken, wordt dit als fout gemeld (ook als deze op verschillende potentialen liggen).

Meerdere potentiaaldefinitiepunten of -aansluitingen met verschillende namen op dezelfde potentiaal zijn toegestaan; hun eigenschappen vullen elkaar aan. Inconsistenties worden bij het controleren van de projectgegevens herkend en gemeld.

Bij inconsistenties wordt het grafisch eerste definitiepunt of de grafisch eerste aansluiting gebruikt. Uit het plotkader volgt welke definitiepunt grafisch het eerste definitiepunt is. Bij DIN wordt bijvoorbeeld van linksboven naar rechtsonder gezocht.
Ook bij verbindingen die zich uitstrekken over meer dan één pagina, moet bij de potentiaaldefinitiepunten de grafische 'winnaar' worden bepaald. Of een definitiepunt op een deelverbinding van belang is, wordt dus pas bij het genereren van een volledige verbinding vastgesteld.

Zie ook