Bij het bepalen van het meest optimale routeringstraject is de afstand van routeringstrajecten en componenten bijzonder belangrijk. Intern is er een minimum afstand tussen component en het ingangspunt van de verbinding in het routeringspad van 10 mm gedefinieerd. Wanneer deze minimum afstand werd onderschreden, was het mogelijk dat daarbij onverwacht lange routeringstrajecten ontstonden of dat de verbinding niet werd gerouteerd.
Om deze reden is een nieuwe, dynamische berekening van het routeringstraject afhankelijk van de afstanden en draadeigenschappen als uitgangspunt genomen. Het programma probeert automatisch een optimaal routeringstraject te berekenen, wanneer de minimum afstand tussen routeringspaden en componenten in het bereik tussen 10 mm en de radius van de verbinding ligt. Hierbij worden in de berekening ook de diameter en de minimum buigradius van de draad meegenomen.
In geval A bedraagt de afstand tussen component en routeringspad meer dan 10 mm. De routeringstrajecten worden tot de helft van de afstand ingepast.
In geval B bevindt een naburige component zich op een afstand van minder dan 10 mm. De routeringstrajecten worden binnen dit bereik ingepast.