In de eerste stap voegt u de kabelbron in die uit een klemmenstrook met vier aaneengeregen enkelvoudige klemmen moet bestaan. Vervolgens tekent u de bundelaansluitingen die vanuit de klemmenstrook de kabelbundel inkomen.

1. Voeg via de Symboolselectie een klemmenstrook in de schemapagina in en plaats deze op een willekeurige positie in het bovenste deel van de schemapagina.
2. Codeer de klemmenstrook als "-X1" en de klemmen achtereenvolgens als "1", "2", "3" en "PE".
   
   
3. Kies de menuopdrachten Invoegen > Bundelaansluiting > Hoek.
   
   Een bundelaansluiting van het type "hoek" hangt nu aan de cursor.
4. druk op [Ctrl] en houd de toets ingedrukt.
   
   Door met de muis te draaien kan de gewenste hoekvariant worden ingesteld.
5. Draai de muis zodanig dat de dunne aansluiting naar boven wijst en de dikke aansluiting (bundelaansluiting) naar rechts.
6. Laat de toets [Ctrl] los en beweeg de hoek in de richting van klem 1, zodat de klem een autoconnecting-verbinding met de hoek vormt.
7. Klik op de linkermuisknop.
   
   Het dialoogvenster Eigenschappen <...> wordt geopend.
8. Klik op het tabblad Bundelaansluiting en voer in het veld Bundelaansluitingscode een "1" in en geef indien gewenst een Bundelaansluitingsbeschrijving op.
9. Klik eventueel op het tabblad Weergave om de weergave-instellingen voor de bundelaansluiting te definiëren.
10. Klik op [OK].
    
    Het dialoogvenster Eigenschappen <...> wordt gesloten. De hoek wordt in het schema onder de klem 1 ingevoegd.
    
    
    
11. Herhaal deze procedure voor een volgende bundelaansluiting van het type "hoek" en voeg deze op dezelfde hoogte onder de PE- / PEN-klem in, zodat de dunne aansluiting naar boven en de dikke aansluiting naar links wijst.
12. Voer als Bundelaansluitingscode een "4" in.
    
    De hoek maakt een autoconnecting met de PE- / PEN-klem. Verder verbinden de dikke aansluitingen van de hoek zich tot een bundel.
    
    
13. Kies nu de menuopdrachten Invoegen > Bundelaansluiting > T-stuk.
14. Draai het T-stuk, zodat de dunne aansluiting naar boven wijst en de dikke aansluitingen zich onder bevinden.
15. Voeg deze onder de klem 2 in en voer als Bundelaansluitingscode een "2" in.
16. Voeg op dezelfde wijze nog een T-stuk onder de klem 3 in en codeer deze als "3".
    
    Dit resulteert in het volgende schema:
    
    

In de tweede stap voegt u het kabeldoel in, dat uit een driefase wisselstroommotor met vier aansluitingen (incl. PE / PEN) moet bestaan. Vervolgens tekent u de bundelaansluitingen die uit de kabelbundel komen en naar de motor gaan.

1. Voeg via de Symboolselectie een motor met PE / PEN en vier aansluitingen (naam "M3", symboolnummer "62") in het schema in en plaats deze op grote afstand onder de reeds getekende klemmenstrook.
2. Voer als onderdeelcode "-M1" in.
3. Voeg aan de PE- / PEN-aansluiting van de motor een "normale" Hoek boven, rechts toe en aan deze een Hoek boven, links.
4. Plaats de motor zodanig dat de klemmenstrook met de bundelaansluitingen en de motoraansluitingen op één lijn liggen.
   
   Dit resulteert in het volgende schema:
   
   
5. Kies de menuopdrachten Invoegen > Bundelaansluiting > Hoek.
6. Plaats de hoek op een korte afstand boven de motoraansluiting U1 en draai deze zodanig dat de dunne aansluiting naar onder en de dikke aansluiting (bundelaansluiting) naar rechts wijst.
   
   De bundelaansluiting vormt een autoconnecting met de motoraansluiting U1.
7. Klik op de linkermuisknop.
   
   Het dialoogvenster Eigenschappen <...> wordt geopend.
8. Klik op het tabblad Bundelaansluiting en voer in het veld Bundelaansluitingscode een "1" in en geef indien gewenst een Bundelaansluitingsbeschrijving op.
9. Klik eventueel op het tabblad Weergave om de weergave-instellingen voor de bundelaansluiting te definiëren.
10. Klik op [OK].
    
    Het dialoogvenster Eigenschappen <...> wordt gesloten. De hoek wordt boven in het schema boven de motoraansluiting U1 ingevoegd.
11. Herhaal deze procedure voor een volgende bundelaansluiting van het type "hoek" en voeg deze op dezelfde hoogte boven de verlengde PE- / PEN-aansluiting in, zodat de dunne aansluiting naar onder en de dikke aansluiting naar links wijst.
12. Voer als Bundelaansluitingscode een "4" in.
    
    De hoek maakt een autoconnecting met de PE- / PEN-aansluiting. Verder verbinden de dikke aansluitingen van de beide ingevoegde hoeken zich tot een bundel.
    
    
13. Kies nu de menuopdrachten Invoegen > Bundelaansluiting > T-stuk.
14. Draai het T-stuk, zodat de dunne aansluiting naar onder wijst en de dikke aansluitingen zich boven bevinden.
15. Voeg deze boven de motoraansluiting V1 in en voer als Bundelaansluitingscode een "2" in.
16. Voeg op dezelfde wijze nog een T-stuk onder de motoraansluiting W1 in en codeer deze als "3".
    
    Dit resulteert in het volgende schema:
    
    

In de derde stap verbindt u de beide bundelaansluitingsgroepen door de geschikte symbolen.

1. Kies de menuopdrachten Invoegen > Bundelaansluiting > Verdeler T-stuk.
2. Voeg het symbool tussen de bundelaansluitingen 2 en 3 van de klemmenstrook in.
3. Voeg nog een verdeler-T-stuk, 180° gedraaid, tussen de bundelaansluitingen 2 en 3 van de motor in.
   
   Er wordt een dikke autoconnecting-lijn tussen de verdeler-T-stukken gevormd - de bundel.
4. Voeg vervolgens een kabeldefinitielijn is en sleep deze over alle autoconnecting-lijnen tussen de bundelaansluitingen en de klemmenstrook.
5. Geef als kabel-ODC "-W1" op en ken aan de kabel eventueel nog kabeleigenschappen toe.
   
   Dit resulteert in het volgende schema: