Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Aansluitbeeld in de layoutruimte definiëren

Artikelplaatsingen krijgen de informatie over de aansluitingen die daarop voorkomen meestal uit de definitie van het aansluitbeeld bij het artikel. Als in de eigenschappen van de artikelplaatsing op het tabblad Aansluitbeeld het selectievakje Lokaal aansluitbeeld wordt ingeschakeld, worden de bij het artikel gedefinieerde aansluitingen naar deze artikelplaatsing gekopieerd. Daarna is de verwijzing naar de artikelgegevens opgeheven en kunnen de aansluitingen afzonderlijk worden gewijzigd.

Als het geplaatste artikel geen voorgedefinieerde aansluitingen heeft, is het mogelijk om aansluitingen grafisch te definiëren bij de artikelplaatsing. Deze grafische aansluitingen zijn eveneens lokaal en gelden voor de bewerkte artikelplaatsing. Grafisch gedefinieerde aansluitingen kunnen, net als alle lokale aansluitingen, individueel worden gewijzigd (positie, aansluitrichting). De gewijzigde aansluitgegevens van de lokale aansluitingen kunnen vervolgens ook worden gebruikt om in het artikelbeheer te worden doorgegeven aan aansluitbeelden.

Opmerkingen:

Voorwaarden:

Aansluitingen grafisch definiëren

  1. Kies de menuopdrachten Beeld > Aansluitcodes en Beeld > Aansluitrichtingen.

    De voorgedefinieerde en nieuw te definiëren aansluitingen van de artikelplaatsingen worden weergegeven als rode blokjes.
  2. Kies de menuopdrachten Bewerken > Onderdelenlogica > Aansluitbeeld > Aansluiting definiëren.

    U wordt gevraagd een vlak te selecteren dat de aansluitrichting moet definiëren. Dat kan een willekeurig vlak van een component zijn.

    De Z-richting van het geselecteerde vlak bepaalt de aansluitrichting. De Z-richting van een vlak is altijd verticaal ten opzichte van het basisvlak gericht.

  3. Beweeg de cursor over het vlak waarmee u de aansluitrichting wilt definiëren.

    Het vlak wordt met een kleur gemarkeerd.
  4. Klik op het gewenste vlak.

    De aansluiting wordt weergegeven met een rood blokje en hangt aan de cursor.

    U wordt gevraagd de aansluiting in de layoutruimte te definiëren. Daartoe kiest u een punt waarop de aansluiting moet worden geplaatst.
  5. Beweeg de cursor over de 3D-geometrie.

    De 3D-snappunten van het object worden weergegeven, maar de aansluiting kan ook buiten de snappunten worden geplaatst.

    Om het midden van twee punten te bepalen, drukt u op [Ctrl] en klikt u vervolgens op de betreffende punten. Zo kan de aansluiting ook midden in rechthoekige openingen worden geplaatst.
  6. Kies de snelmenuopdracht Plaatsingsoptiesom voor het plaatsen van de aansluiting een offset in X-, Y- en Z-richting in te voeren.
  7. Klik op het gewenste punt.

    In het eigenschappendialoogvenster wordt op het tabblad Aansluitbeeld een nieuwe rij ingevoerd, met in de kolommen X-, Y- en Z-positie de coördinaten van het opgegeven punt.

    De kolommen X-, Y- en Z-vector definiëren de aansluitrichting. De waarden beschrijven de "voorkeursrichting" van de vector naar de betreffende as. Wanneer het aansluitpunt voor het eerst wordt geplaatst, wordt de aansluitrichting alleen bepaald door de Z-richting van het geselecteerde vlak; daarom zijn hier de waarden X=0, Y=0, Z=1 ingevoerd.
  8. Wijzig de vectorwaarden wanneer de aansluiting in een andere richting moet wijzen. Voorbeelden hiervan vindt u hier.
  9. Voer in het veld Aansluitcode van de nieuwe aansluiting een aansluitcode in.
  10. Selecteer in het veld Routeringsrichting de gewenste richting waarin de routeringsverbinding vanuit de aansluiting een ingang in het routeringspadnetwerk moet zoeken.
  11. Voer desgewenst in de andere velden nog meer eigenschappen van de aansluiting in.
  12. Klik op [OK].

    De nieuwe aansluiting wordt bij de artikelplaatsing in de vorm van een rood blokje op de gekozen plek geplaatst.

    De aansluitcode wordt aan de voorzijde van het blokje weergegeven.

    De aansluitrichting wordt met een rode pijl aangegeven.



Aansluitrichtingen wijzigen

  1. Om de aansluitrichtingen te wijzigen, kiest u de menuopdrachten Beeld > Aansluitrichtingen.

    Alle aansluitvectoren worden weergegeven.
  2. Selecteer de hele component om alle aansluitrichtingen van deze component te wijzigen of selecteer een afzonderlijke aansluiting om alleen de aansluitrichting van deze aansluiting te wijzigen (1).

  3. Kies de menuopdrachten Bewerken > Onderdelenlogica > Aansluitbeeld > Aansluitrichting wijzigen.
  4. Kies een vlak bij een artikelplaatsing, met een bijbehorende Z-richting waaraan de aansluitrichtingen moeten worden aangepast (2).



    De aansluitrichting van de aansluiting wordt aangepast aan de Z-richting van het geselecteerde vlak (3).

Zie ook