Kabels kunnen in een automatische procedure worden gegenereerd en / of voltooid. Daarbij worden eerst de verbindingen automatisch geactualiseerd. Het automatisch genereren verloopt in drie stappen: eerst worden de kabels gegenereerd. Vervolgens worden - overeenkomstig de instellingen - de kabelnummering en de kabelselectie voor de nieuw gegenereerde kabel uitgevoerd. Dit resulteert in volledig gecodeerde kabels die van artikelen zijn voorzien. De kabelnummering en de automatische kabelselectie kunnen ook afzonderlijk worden uitgevoerd.
- Kabelgenerering
EPLAN plaatst automatisch kabeldefinitielijnen en verbindingsdefinitiepunten. Automatisch gegenereerde kabeldefinitielijnen worden op een aparte layer in het schema ingevoegd. Bovendien worden automatisch gegenereerde kabels en verbindingsdefinitiepunten gemarkeerd (Eigenschap Automatisch gegenereerd). Zo kan de automatische procedure (eventueel met andere instellingen) op elk moment opnieuw worden gestart. - Kabelnummering
Bij de nummering van de kabel-ODC zijn speciale formatteringsmogelijkheden beschikbaar. Zo kunnen bijvoorbeeld gegevens van de bron en het doel in de kabel-ODC worden opgenomen.
U kunt bij het verbindingsdefinitiepunt instellen dat de kabel-ODC handmatig is ingesteld (via de eigenschap Handmatig ingesteld) en bij de nummering aangeven dat handmatig ingevoerde kabel-ODC's eveneens opnieuw worden gecodeerd. - Automatische kabelselectie (apparaatselectie)
Bij de automatische kabelselectie zoekt EPLAN in het artikelbeheer naar een geschikte kabel. Daarbij worden bijvoorbeeld de spanning die bij de kabel is ingevoerd, de spanning van de kabelverbindingen (gedefinieerd via de potentialen), het beschikbare aantal verbindingen en het aantal reservekabelverbindingen vergeleken. In de instellingen voor de automatische kabelselectie kunt u een voorselectie (een lijst) van kabeltypen definiƫren. Bij de automatische kabelselectie worden dan alleen kabels uit deze lijst gebruikt.
Opmerking:
Om een kabel automatisch te kunnen genereren, moet voor de verbinding de eigenschap Verbinding: Verbondenheid op de waarde "Kabel" zijn ingesteld. Deze kan worden ingesteld in het eigenschappendialoogvenster van de verbinding of via een verbindingsdefinitiepunt.
Bovendien worden de aansluiteigenschappen verwerkt. In de aansluitlogica van een functie kan aan de aansluitingen de eigenschap Kabelaansluiting worden toegewezen. Als (overeenkomstig de plotkaderuitlijning) de grafisch eerste aansluiting van een verbinding een kabelaansluiting is, wordt er een kabel gegeneerd. Het maakt daarbij niet uit of de tweede aansluiting een kabelaansluiting is of niet. Als de grafisch eerste aansluiting echter geen kabelaansluiting is, wordt er geen kabel gegenereerd.
Zie ook
Grafische weergave van kabels en afschermingen