U hebt een project geopend. U hebt een dialoogvenster geopend waarin u de weergave-eigenschappen van geplaatste eigenschappen kunt bewerken, bijvoorbeeld het eigenschappendialoogvenster voor een schemasymbool.
In de tabel Eigenschap / Toewijzing bewerkt u de weergave-eigenschappen van een geplaatste eigenschap. Hier zijn de hiërarchieniveaus Formaat, Tekstkader, Uitlijningsvak, Waarde / eenheid en Positie beschikbaar. U opent deze door te klikken op het -teken.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
Selecteer de gewenste uitlijning van de tekst in de vervolgkeuzelijst. De uitlijning geeft aan waar het invoegpunt zich ten opzichte van de tekst bevindt. De instelling kan alleen voor hoofdeigenschappen worden aangebracht en is van invloed op alle eigenschappen van een blok (dus op de hoofdeigenschap + de gedockte eigenschappen).
1: Boven links
2: Midden links
3: Basis links
4: Onder links |
|
9: Boven rechts
10: Midden rechts
11: Basis rechts
12: Onder rechts |
|
5: Boven gecentreerd 6: Midden gecentreerd 7: Basis gecentreerd 8: Onder gecentreerd |
|
De instelling kan alleen voor hoofdeigenschappen worden aangebracht en is van invloed op alle eigenschappen van een blok (dus op de hoofdeigenschap + de gedockte eigenschappen).
In dit veld definieert u de verticale afstand tussen de tekstregels (rijen), d.w.z. de afstand van de onderkant van een tekstregel tot de volgende onderkant. De rijafstand is afhankelijk van het gekozen lettertype. Selecteer een waarde in de vervolgkeuzelijst of geef handmatig een waarde op. Daarbij komt de waarde "1" overeen met een enkele rijafstand, de waarde "2" met een dubbele rijafstand etc. De enkele rijafstand bedraagt 1,9 keer de tekengrootte (hoogte van de hoofdletter "M").
In deze vervolgkeuzelijst geeft u aan of de betreffende eigenschapstekst slechts in één taal of in alle weergavetalen moet worden weergegeven. De weergavetalen definieert u in de projectinstellingen onder Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Vertaling> Algemeen.
Opmerking:
Als u onder het hiërarchieniveau Uitlijningsvak een uitlijningsvak hebt geactiveerd, heeft deze instelling voorrang. Dit kan ertoe leiden dat tussen de instellingen Alle weergavetalen (naast elkaar) en Alle weergavetalen (onder elkaar) optisch geen onderscheid kan worden gemaakt.
Hier definieert u de verticale afstand tussen twee gedockte eigenschappen die zich binnen een gemeenschappelijke groep voor de weergave bevinden. Selecteer een waarde in de vervolgkeuzelijst, of geef handmatig een decimale waarde op.
Opmerking:
Houd er rekening mee dat bij gedockte teksten de ingestelde rij-afstand bij de alinea-afstand wordt opgeteld.
Grootte uit projectinstelling:
Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt de grootte van het tekstkader overgenomen van de instellingen onder Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Grafische bewerking > Algemeen.
Als het selectievakje is uitgeschakeld, richt de grootte van het kader zich naar de tekst.
Opmerking:
Een tekstkader van het type "Ovaal" wordt getekend als een rechthoek die door twee halve cirkels wordt uitgebreid. Voor dit tekstkader heeft de grootte die in de projectinstellingen is gedefinieerd alleen betrekking op de rechthoek waarop de ovaal is gebaseerd. De halve cirkels aan de zijkant worden niet in acht genomen. Hierdoor heeft een ovaal een grotere breedte dan een rechthoek.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt de tekst vanuit de leader-pijl naar de bijbehorende functie getekend.
Houd er rekening mee dat bij het verplaatsen van eigenschapsteksten via Bewerken > Tekst > Eigenschapstekst verplaatsen ook de leader-pijl mee wordt verplaatst.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt de tekst aangepast aan de breedte van het kader. De tekst wordt dan niet breder dan de breedte van het kader. Als de tekst te lang is, wordt deze naar onder (of naar boven, afhankelijk van de uitlijning van het kader) uitgebreid en worden er tussen de woorden regeleinden aangebracht. Als een woord langer is dan de breedte van het kader, wordt midden in het woord een regeleinde aangebracht.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt de tekst aangepast aan de hoogte van het kader. De tekst wordt dan niet hoger dan de hoogte van het kader. Als de tekst te lang is, worden de rijen naar rechts (of naar links, afhankelijk van de uitlijning van het kader) uitgebreid. Gebruikergedefinieerde regeleinden worden vervangen door spaties. Alle spaties voor het regeleinde worden verwijderd, spaties na het regeleinde blijven behouden.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden gebruikergedefinieerde regeleinden door spaties vervangen. Alle spaties voor het regeleinde worden verwijderd, spaties na het regeleinde blijven behouden.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt bij woorden die langer zijn dan de breedte / hoogte van het vak geen regeleinde aangebracht. Deze woorden vallen buiten het vak.
Opmerking:
Via de instelling Uitlijning (onder de eigenschap Formaat) wordt tegelijkertijd het uitlijningsvak uitgelijnd. Op gelijksoortige wijze wordt via de instelling Hoek (eveneens onder de eigenschap Formaat) tegelijkertijd het uitlijningsvak gedraaid. Wanneer het uitlijningsvak een tijdelijke aanduiding voor een grafisch symbool bevat, dan wordt dit met de aangegeven hoek gedraaid, waarbij een willekeurige hoek is toegestaan.
Tekst passend maken toegestaan:
Als dit selectievakje is ingeschakeld, mogen deze teksten automatisch in het uitlijningsvak passend worden gemaakt. U moet hiervoor dan behalve het uitlijningsvak ook de beide instellingen Tekstbreedte vast en Teksthoogte vast inschakelen. In de grafische editor kunnen teksten handmatig met de menuopdrachten Bewerken > Tekst > Teksten in uitlijningsvakken passend maken passend worden gemaakt. Tijdelijke aanduiding-teksten in formulieren worden bij het genereren van verwerkingen automatisch passend gemaakt.
De volgende afbeeldingen laten zien wat er gebeurt met een tekst in een uitlijningsvak bij verschillende instellingen. De brontekst bevat een regeleinde.
Er is geen selectievakje ingeschakeld: |
|
Tekstbreedte vast is ingeschakeld: |
|
Tekstbreedte vast en Woorden nooit afbreken zijn ingeschakeld: |
|
Tekstbreedte vast en Regeleinden verwijderen zijn ingeschakeld: |
|
Tekstbreedte vast, Woorden nooit afbreken en Regeleinden verwijderen zijn ingeschakeld: |
|
Teksthoogte vast is ingeschakeld (bij kleinere uitlijningsvakken): |
|
Tekstbreedte vast, Teksthoogte vast, Tekst passend maken toegestaan zijn ingeschakeld (bij kleinere uitlijningsvakken): |
|
Deze eigenschap is standaard ingesteld op "ongewijzigd". Bij deze instelling wordt de eigenschap net zo weergegeven als dat deze in het betreffende veld is ingevoerd. De overige instelmogelijkheden onder het hiërarchieniveau Waarde / eenheid worden dan grijs weergegeven (en kunnen dus niet worden bewerkt).
Om een andere eenheid te selecteren, klikt u in de kolom Toewijzing en vervolgens op [...]. Er wordt een alfabetische lijst met fysieke grootheden (bijv. "Druk", "Lengte", "Massa" etc.) in een hiërarchische boomstructuur geopend. Klik op het -teken om het gewenste hiërarchieniveau van een bepaalde grootheid (bijv. "Vermogen") te openen. Selecteer in het onderliggende hiërarchieniveau een van de aangegeven eenheden (bijv. "mW") door hierop te dubbelklikken. Vervolgens worden de overige eenheden onder het hiërarchieniveau Waarde / eenheid vrijgeschakeld. Alle eenheden die bij een bepaalde grootheid horen, worden hier als "eenhedengroep" aangeduid.
Basiseenheden worden in de lijst vet gemarkeerd. De grootheden en eenheden die hier worden aangegeven, worden door EPLAN intern beheerd en kunnen niet door u worden aangepast of aangevuld. Bij bepaalde grootheden ("Lengte", "Massa") kunt u de weergegeven eenheid ook uit de project- of gebruikersinstellingen overnemen.
Opmerking:
Houd er rekening mee dat de eenheden die niet tot het "internationale eenhedensysteem" behoren, op het Amerikaanse eenhedensysteem zijn gebaseerd (dus bijvoorbeeld "mile", "feet", "fl.oz").
Schakel dit selectievakje in als het aantal decimalen niet moet nullen moet worden aangevuld; er wordt echter altijd afgerond op het aantal decimalen dat in het veld Decimalen is aangegeven.
Opmerkingen:
- Als u in een invoerveld waarden met eenheden uit twee verschillende eenhedengroepen hebt ingevoerd, kunt u onder het hiërarchieniveau Waarde / eenheid slechts voor een van deze eenheden instellingen aanbrengen.
- Als in een tekenreeks geen eenheid is aangegeven, wordt de basiseenheid van de geselecteerde eenheid als basis voor de omrekening van de getallen gebruikt.
- Als de (weergegeven) eenheid wordt geselecteerd uit een andere eenhedengroep dan de eenhedengroep van de eenheid die in het invoerveld is aangegeven, dan wordt voor alle waarden aangenomen dat de basiseenheid de geselecteerde eenheid is.
In het veld Technische waarden is bijvoorbeeld het volgende ingevoerd:
vermogen A: 750 W, vermogen B: 500 W
Op het tabblad Weergave is voor deze eigenschap onder het hiërarchieniveau Waarde / Eenheid de weergegeven eenheid kW en in het veld Decimalen de waarde 3 ingesteld. Nadat u op [Toepassen] hebt geklikt, blijft de invoer in het veld Technische waarden ongewijzigd en wordt in de grafische editor deze tekst weergegeven:
vermogen A: 0,750 kW, vermogen B: 0,500 kW
Wanneer nu als weergegeven eenheid mV wordt ingesteld, gaat het programma ervan uit dat de waarden in de basiseenheid V zijn opgegeven en worden deze naar mV omgerekend. In dat geval worden beide eenheden weergegeven. De weergave in de grafische editor ziet er dan als volgt uit:
vermogen A: 750000 mV W, vermogen B: 500000 mV W
Via deze vervolgkeuzelijst definieert u bij een hoofdeigenschap de standaardinstelling voor het dockgedrag van de subeigenschappen. De instelling is van invloed op alle eigenschappen van een blok (dus op de hoofdeigenschap + de gedockte eigenschappen). Het pictogram naast de hoofdeigenschap toont de geselecteerde dockinstelling.
Pictogram |
Dockinstelling |
Betekenis |
---|---|---|
|
Onder |
Indien mogelijk worden de subeigenschappen onder de hoofdeigenschap gedockt. |
|
Boven |
Indien mogelijk worden de subeigenschappen boven de hoofdeigenschap gedockt. |
|
Rechts |
Indien mogelijk worden de subeigenschappen rechts van de hoofdeigenschap gedockt. |
|
Links |
Indien mogelijk worden de subeigenschappen links van de hoofdeigenschap gedockt. |
Via deze vervolgkeuzelijst definieert u bij een hoofdeigenschap of het blok (dus de hoofdeigenschap + gedockte eigenschappen) moet worden gecentreerd. Het blok wordt relatief gecentreerd t.o.v. het basispunt dat voor de hoofdeigenschap is gedefinieerd. Daarbij worden alleen de zichtbare eigenschapsteksten in acht genomen. Lege en onzichtbare eigenschapsteksten worden genegeerd. Alinea-afstanden worden bij het centreren meegenomen. Alleen de alinea-afstand na de laatste eigenschapstekst wordt genegeerd.
- Geen blokcentrering: het blok van de eigenschapsteksten wordt niet gecentreerd.
- Alle eigenschapsteksten: het totale blok van de eigenschapsteksten wordt gecentreerd. Het middelpunt van het blok bevindt zich in dat geval op het basispunt.
- Eerste eigenschapstekst: alleen de eerste zichtbare eigenschapstekst wordt gecentreerd. De overige eigenschapsteksten worden hieraan gekoppeld. Het middelpunt van de eerste eigenschapstekst bevindt zich op het basispunt.
- Eerste twee eigenschapsteksten: de eerste twee zichtbare eigenschapsteksten worden gecentreerd. De overige teksten worden hieraan gekoppeld. Het middelpunt van de eerste twee eigenschapsteksten bevindt zich op het basispunt.
- Eerste drie eigenschapsteksten: de eerste drie zichtbare eigenschapsteksten worden gecentreerd. De overige teksten worden hieraan gekoppeld. Het middelpunt van de eerste drie eigenschapsteksten bevindt zich op het basispunt.
Bij een schemasymbool worden vijf eigenschapsteksten weergegeven. De instelling Dockinstelling is "onder". Het Basispunt voor de plaatsing van de hoofdeigenschap is het invoegpunt van het schemasymbool met een verplaatsing in de X-richting van "-8 mm". De instelling Uitlijning is "boven rechts". Als er "geen blokcentrering" is ingesteld, bevindt de rechterbovenhoek van het tekstkader zich in dat geval op het basispunt. Voor de tweede en derde eigenschapstekst is een Alinea-afstand van "1,8 mm" ingesteld.
Bij de optie Alle eigenschapsteksten wordt het blok zo geplaatst dat het midden van het blok zich op het basispunt bevindt. Als het blok een totale hoogte heeft van "x", is na het centreren de hoogte boven en onder het basispunt "x/2".
Bij de optie Eerste eigenschapstekst wordt het blok zo geplaatst dat het midden van de eerste zichtbare eigenschapstekst zich op het basispunt bevindt.
Bij de optie Eerste twee eigenschapsteksten wordt het blok zo geplaatst dat het midden van de eerste twee zichtbare eigenschapsteksten zich op het basispunt bevindt.
Bij de optie Eerste drie eigenschapsteksten wordt het blok zo geplaatst dat het midden van de eerste drie zichtbare eigenschapsteksten zich op het basispunt bevindt.
Als de dockinstelling niet "onder", maar "rechts" is, wordt het blok bij het centreren met de optie "Alle eigenschapsteksten" zo geplaatst dat de breedte rechts en links van het basispunt gelijk is.
In dit veld definieert u het basispunt voor de coördinaten van een geplaatste hoofdeigenschap (en de daaraan gedockte neveneigenschappen). Standaard is het invoegpunt van het schemasymbool of van het object ingesteld. Bij apparaatkasten, PLC-kasten, kabeldefinitielijnen etc. kunt u in de vervolgkeuzelijst daarnaast kiezen uit alle elementpunten van het betreffende object en is bovendien een gecentreerde uitlijning mogelijk.
Het basispunt voor de coördinaten van een geplaatste aansluiteigenschap is de aansluiting zelf.
Bij de bewerking van aansluitpunten van symbolen in de symbooleditor is deze instelling niet beschikbaar.
De coördinaten in deze velden geven de verplaatsing van de positie van een geplaatste hoofdeigenschap t.o.v. het eerder gekozen basispunt aan.
Als u een van de instellingen (of beide) X-coördinaat automatisch (pad) of Y-coördinaat automatisch (pad) hebt ingeschakeld, hebben de invoeren in de velden X-coördinaat en Y-coördinaat betrekking op het door de automatische coördinaat verschoven basispunt.
X-coördinaat automatisch (pad) / Y-coördinaat automatisch (pad):
Via de instelling Y-coördinaat automatisch (pad) kunnen de geplaatste eigenschappen van een schemasymbool als pad onder de tekening worden weergegeven. Als het selectievakje is ingeschakeld, wordt bij het plaatsen van een eigenschapstekst alleen nog rekening gehouden met de X-coördinaat van het basispunt terwijl de Y-coördinaat automatisch is gedefinieerd. De waarde voor de Y-coördinaat (t.o.v. het nulpunt van de pagina) definieert u in de eigenschap Eigenschapsgroepering: Y-coördinaat automatisch (pad) (ID 12062). Deze eigenschap kan zowel bij het plotkader als op een pagina worden gedefinieerd. Als voor de eigenschap bij de pagina een waarde is ingevoerd, overschrijft deze de instelling bij het plotkader.
Via de instelling X-coördinaat automatisch (pad) kunnen de geplaatste eigenschappen van een schemasymbool als rij naast de tekening worden weergegeven. Dit is bijvoorbeeld voor projecten volgens de NFPA-norm van belang. Als het selectievakje is ingeschakeld, wordt bij het plaatsen van een eigenschapstekst alleen nog rekening gehouden met de Y-coördinaat van het basispunt terwijl de X-coördinaat automatisch is gedefinieerd. De waarde voor de X-coördinaat (t.o.v. het nulpunt van de pagina) definieert u in de eigenschap Eigenschapsgroepering: X-coördinaat automatisch (pad) (ID 12063). Deze eigenschap kan zowel bij het plotkader als op een pagina worden gedefinieerd. Als voor de eigenschap bij de pagina een waarde is ingevoerd, overschrijft deze de instelling bij het plotkader.
Tip:
Om meerdere eigenschapsteksten met automatische Y-coördinaat in de vorm van een lijst in een schemapad te rangschikken, voert u voor elke eigenschap een verschillende waarde in het veld Y-coördinaat in. De eigenschapsteksten worden dan ten opzichte van de automatische Y-coördinaat verschoven.
Om in de vorm van een tabel te kunnen rangschikken, geeft u in de velden X-coördinaat en Y-coördinaat verschillende waarden op.