U hebt een project geopend en u hebt een navigator geopend. Selecteer een functie en kies de snelmenuopdracht Plaatsen. Beweeg de muis over de schemapagina en druk op [Backspace].
In dit dialoogvenster definieert u de plaatsingsopties voor het apparaat / onderdeel.
Het dialoogvenster bevat de volgende opties:
Als aan het artikel in het artikelbeheer een macro is toegewezen, kunt u deze optie kiezen om deze macro te plaatsen.
Anders wordt deze optie grijs weergegeven.
Actie "Plaatsen": kies deze optie wanneer u de eigenlijke functie met alle functiespecifieke gegevens wilt plaatsen.
Actie "Apparaat invoegen": als aan het artikel in het artikelbeheer functiesjablonen zijn toegewezen, kunt u deze optie kiezen om deze in te voegen.
Druk op de toets [N] om door de functies te bladeren en de gewenste functie te selecteren; of druk tijdens het plaatsen van een nevenfunctie op [Spatiebalk] als u het plaatsen van een nevenfunctie wilt onderbreken en opnieuw met het plaatsen van de hoofdfunctie wilt beginnen.
Kies deze optie wanneer na het bevestigen met [OK] het dialoogvenster Macro selecteren moet worden geopend zodat u een (andere) macro voor het apparaat / onderdeel kunt selecteren. Er wordt daarbij geen rekening gehouden met de bij het artikel opgeslagen macro's en symbolen.
Wanneer u een van de opties Artikelmacro of Afzonderlijke functies hebt gekozen, kunt u deze vervolgkeuzelijst gebruiken om aan de functie(s) een (ander) weergavetype toe te wijzen.