U hebt een project geopend. Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > Nummering (online). Klik in het dialoogvenster Instellingen: Nummering (online) naast het veld Nummeringsformaat op [...]. Selecteer een gebruikergedefinieerd schema in het dialoogvenster Nummeringsformaten. Klik op het tabblad ODC of Codes op [...]. Dubbelklik in het dialoogvenster ODC-formaat op het formaatelement "Scheidingsteken".
U hebt een project geopend. U hebt het dialoogvenster Instellingen: PLC geopend (bijvoorbeeld via de menuopdrachten Projectgegevens > PLC > Instellingen). In het dialoogvenster Instellingen: PLC hebt u naast het veld PLC-specifieke instellingen op [...] geklikt. In het dialoogvenster Instellingen: PLC-specifiek hebt u het tabblad Adresformaten gekozen en naast het veld voor het gewenste adresformaat op [...] geklikt.
In het dialoogvenster Formaat van het PLC-adres selecteert u in de lijst Beschikbare formaatelementen een formaat van het type Scheidingsteken en klikt u op (Naar rechts verplaatsen), of dubbelklikt u in de lijst Geselecteerde formaatelementen op een scheidingsteken dat reeds is gedefinieerd.
In dit dialoogvenster definieert u de formattering voor een scheidingsteken in de formaatgroep.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
Als deze optie is ingeschakeld, wordt voor het scheidingsteken een spatie gebruikt. Het aantal spaties geeft u op in het veld Aantal tekens.
Als deze optie is ingeschakeld, kunt u in het veld daaronder de gewenste tekencombinatie opgeven die als scheidingsteken wordt gebruikt. Alle cijfers, letters en speciale tekens zijn toegestaan.
Dit veld is beschikbaar als de optie Spatie is ingeschakeld. In dit veld geeft u aan hoeveel spaties als scheidingsteken in het nummeringsformaat worden weergegeven. Als u de optie Andere tekens hebt gekozen, is dit veld grijs en wordt het opgegeven aantal tekens weergegeven.