Via de beide trimfuncties Afkorten en Lengte wijzigen kunt u grafische elementen afkorten (afsnijden), verlengen of verkorten. Er kunnen niet meerdere elementen worden geselecteerd.
De grafische elementen van een groep kunnen worden getrimd door de groepering op te heffen, de optie Groepering gebruiken uit te schakelen of door tijdens het trimmen van het betreffende element de toets [Shift] ingedrukt te houden.
Opmerking:
Houd er rekening mee dat bij het trimmen van grafische elementen Bézier-curves niet worden meegenomen. Bovendien kunnen ellipsen niet bij Bézier-curves en ellipsen worden afgekort.
Voorwaarde:
U hebt een pagina, een formulier, een plotkader of een symbool geopend.
Elementen afkorten
Bij de volgende elementen kunnen segmenten worden afgekort:
- Lijn
- Polylijn
- Polygoon
- Rechthoek
- Cirkel
- Boog
- Sector
- Ellips
Grafische elementen die alleen uit een lijn bestaan en die niet met andere elementen snijden, worden volledig verwijderd.
- Kies de volgende menuopdrachten: Bewerken > Grafisch > Afkorten
- Klik op het gewenste segment van een lijn of grafisch object.
Het geselecteerde segment wordt verwijderd. - Sluit de actie af met de snelmenuopdracht Actie annuleren of met de toets [Esc].
Segmenten van lijnen afsnijden
Het segment is via een of twee snijpunten gedefinieerd. Het wordt bij het snijpunt van de beide lijnen afgesneden.
Het segment is via een snijpunt en een eindpunt gedefinieerd. Het wordt tussen het snijpunt en het eindpunt afgesneden.
Het segment is via twee eind- of hoekpunten gedefinieerd. Het wordt tussen de eind- of hoekpunten van twee lijnen afgesneden.
Lengte wijzigen
Met de functie Lengte wijzigen kunt u lijnen en cirkelbogen verlengen of verkorten. Eén uiteinde van het te trimmen element blijft ongewijzigd; het andere uiteinde worden verschoven zodat het getrimde element korter of langer wordt.
- Kies de volgende menuopdrachten: Bewerken > Grafisch > Lengte wijzigen
- Klik vervolgens op het uiteinde van de lijn die moet worden gewijzigd.
- Beweeg de cursor in de richting waarin de lijn moet worden verlengd of verkort.
- De lijn wordt vervolgens verlengd of verkort.
- Sluit de actie af met de snelmenuopdracht Actie annuleren of met de toets [Esc].
In de linkerafbeelding wordt het uiteinde van een lijn verlengd en in de rechterafbeelding verkort.
Tips:
- U kunt bij het wijzigen van de lengte ook het invoervak openen en door het opgeven van een positieve / negatieve waarde de lijn verlengen / verkorten.
- Bij het wijzigen van de lengte worden –ook als de objectsnap is uitgeschakeld –de snijpunten automatisch weergegeven. Als de normale snappunten (aangrijppunten) lastig van de snijpunten kunnen worden onderscheiden, kunt u door het uitschakelen van de optie Objectsnap de snijpunten gemakkelijker identificeren.
- Als de optie Objectsnap is ingeschakeld, worden de eindpunten, snappunten en snijpunten van andere lijnen bij het verlengen / verkorten als snappunten gebruikt. De lijnen worden dan bij het trimmen automatisch aan deze snappunten gekoppeld.
Zie ook