Bij macrovakken zijn verschillende functies beschikbaar, waarmee u bijvoorbeeld in een macroproject de samenstelling van voorbereide macro's kunt wijzigen of in een schemaproject de ingevoegde macro's naderhand kunt actualiseren.
Voorwaarden (bewerking in het macroproject):
- U bevindt zich in een macroproject.
- U hebt op een projectpagina een of meerdere objecten ingevoegd waaruit automatisch een macro moet worden gegenereerd en u hebt de omtreklijnen van de te maken macro via een macrovak gedefinieerd.
Voorwaarden (bewerking in het schemaproject):
- U hebt bij het voorbereiden van de macro in het macroproject bij het macrovak zelf in de vervolgkeuzelijst Macrovak ook invoegen of via de menuopdrachten Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Grafische bewerking > Algemeen gedefinieerd dat de macrovakken ook worden ingevoegd.
- U bevindt zich in een schemaproject en hebt een macro ingevoegd.
Macro nieuw maken
Via een macrovak dat samen met de macro is ingevoegd, kunt u de bijbehorende objecten van een ingevoegde macro bewerken en de macro opnieuw opslaan. Mogelijke wijzigingen voor de macro-objecten zouden bijvoorbeeld een symboolwisseling voor een schemasymbool, gewijzigde gegevens in een eigenschappendialoogvenster of een nieuwe waardenset voor een tijdelijke aanduiding-object kunnen zijn.
- Voer bij de objecten van de macro de gewenste wijzigingen uit.
- Klik op het bijbehorende macrovak.
- Kies de snelmenuopdracht Macro maken.
EPLAN opent het dialoogvenster Opslaan als. De bestandsnaam en de varianten van de macro zijn standaard ingesteld. - Klik op [OK] om het overschrijven te bevestigen.
- Bevestig de vraag of de macrovariant moet worden overschreven, met [Ja].
Macro's actualiseren
Met behulp van de functie Macro actualiseren kunt u afzonderlijke of meerdere macro's in een project actualiseren. Hierdoor kunnen de in een project ingevoegde macro's na een nabewerking snel up-to-date worden gemaakt.
Voorwaarde:
U hebt een of meerdere voorbereide of ingevoegde macro's met het toepassingstype "Refererend" of "Niet gedefinieerd" geselecteerd. In het bijbehorende macrovak wordt het toepassingstype met behulp van een gelijknamige vervolgkeuzelijst gedefinieerd.
Opmerking:
Als het toepassingstype "Onderliggend" bij geneste macrovakken voor de binnen liggende macrovakken wordt gebruikt, worden deze macrovakken niet meegenomen als het gehele project wordt geactualiseerd of als de buitenste macrovakken worden geactualiseerd. Wanneer een onderliggend macrovak gericht wordt geselecteerd, is een "handmatige" actualisering wel mogelijk. U kunt in dat geval door middel van een vraag beslissen of de actualisering al dan niet moet plaatsvinden.
Afzonderlijke macro's via een macrovak actualiseren
- Klik op het gewenste macrovak.
- Kies de snelmenuopdracht Macro actualiseren.
- Selecteer in het veld Instellingen van het dialoogvenster Macro's actualiseren in de vervolgkeuzelijst een toepasselijk schema. Of klik op [...] om het dialoogvenster Instellingen: Macro's actualiseren te openen. Hier kunt u de instellingen van het geselecteerde schema bekijken en eigen schema's maken en bewerken.
- Klik op [OK].
Het macrobestand dat bij het geselecteerde macrovak hoort, wordt in de gedefinieerde macrodirectory gezocht. Wanneer de geselecteerde macro in deze directory voorkomt, wordt binnen het macrobestand de passende variant en het passende weergavetype bepaald en wordt de macro met het bijbehorende macrovak overeenkomstig de gedefinieerde instellingen geactualiseerd.
Fouten die zich tijdens het actualiseren voordoen, worden in de systeemmeldingen bijgehouden.
Meerdere macro's via de macro-navigator actualiseren
- Kies de volgende menuopdrachten: Projectgegevens > Macro's > Navigator.
- Selecteer in de boomweergave van de macro-navigator een project of meerdere macro's.
- Kies de snelmenuopdracht Macro's actualiseren.
- Selecteer in het veld Instellingen van het dialoogvenster Macro's actualiseren in de vervolgkeuzelijst een toepasselijk schema. Of klik op [...] om het dialoogvenster Instellingen: Macro's actualiseren te openen. Hier kunt u de instellingen van het geselecteerde schema bekijken en eigen schema's maken en bewerken.
- Klik op [OK].
De macrobestanden die bij de geselecteerde macro's horen, worden in de gedefinieerde macrodirectory gezocht. Wanneer de geselecteerde macro's in deze directory voorkomen, worden binnen de macrobestanden de passende varianten en de passende weergavetypen bepaald en worden de macro's overeenkomstig de gedefinieerde instellingen geactualiseerd.
Fouten die zich tijdens het actualiseren voordoen, worden in de systeemmeldingen bijgehouden.
Opmerking:
Bij het actualiseren worden uit een nabewerkte macro ook gewijzigde gegevens van het tabblad Macrovak in het project overgenomen. Behalve de eigenschappen als Naam, Weergavetype en Variant worden ook de waarden van de volgende alleen-lezen eigenschappen overgenomen:
- Versie
- Bronproject
- Bron / referentie
- Beschrijving
- Handmatige objecttoekenning
- Macrovak bij het invoegen op de montageplaat niet gebruiken.
Macro-objecten selecteren
Indien u wilt controleren welke objecten bij een macro horen (aan een macrovak zijn toegewezen), dan hebt u daartoe de beschikking over een bijbehorende functie.
- Klik op het gewenste macrovak.
- Kies de snelmenuopdracht Bijbehorende objecten selecteren.
Alle bij de macro behorende objecten worden geselecteerd.
Aansluitend kunt u vervolgens alle macro-objecten bijvoorbeeld gezamenlijk kopiƫren, verplaatsen of in een tabel bewerken.
Individuele objecten aan een macrovak toekennen
Normaal gesproken behoren alle objecten die zich binnen een macrovak bevinden tot een macro. In een macroproject hebt u de mogelijkheid deze objecttoekenning te wijzigen.
- Selecteer de objecten die bij de macro moeten horen. Daarbij kunt u ook objecten selecteren die niet binnen een macrovak liggen, of objecten uitsluiten die zich binnen een vak bevinden.
- Klik op het gewenste macrovak en kies vervolgens de snelmenuopdracht Objecten aan het macrovak toekennen.
De objecten worden aan de macro toegekend. U kunt de toekenning controleren door voor het betreffende macrovak de snelmenuopdracht Bijbehorende objecten selecteren te kiezen.
Door deze toekenning wordt in het eigenschappendialoogvenster op het tabblad Macrovak het selectievakje Handmatige objecttoekenning ingeschakeld. Als u de handmatige objecttoekenning weer wilt opheffen, moet u daartoe het betreffende selectievakje uitschakelen of in het macrovak de snelmenuopdracht Handmatige toekenning verwerpen kiezen. Vervolgens behoren alle in het macrovak aanwezige objecten weer bij de toekomstige macro.
Handle verplaatsen
De handle is het punt waar de cursor bij het invoegen van de macro "aangrijpt". Normaal gesproken hangt de macro "linksboven" aan het eerste invoegpunt. Met het macrovak hebt u de mogelijkheid de positie van de handle zelf te definiƫren.
- Klik op het gewenste macrovak.
- Kies de snelmenuopdracht Handle verplaatsen.
- Verplaats de cursor naar de gewenste positie, en met een muisklik op de projectpagina bepaalt u dan de plaats waar de handle zich in de macro moet bevinden.
Bij het automatisch genereren van de macro's uit het macroproject wordt de betreffende handle met het macrovak in de macro opgeslagen.
Zie ook