- U hebt een project geopend. Pagina > Navigator. Selecteer een project. Kies de snelmenuopdracht Eigenschappen. Kies het tabblad Structuur. Klik naast het veld Pagina's op [...].
- U hebt een projectbeheerdatabank geselecteerd. U hebt directory's en projecten ingelezen. Project > Beheer. Selecteer een project. Kies het tabblad Structuur. Klik naast het veld Pagina's op [...].
In dit dialoogvenster kunt u coderingsschema's voor de codering en nummering van pagina's maken, bewerken en beheren.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
In dit veld staat de naam van het huidige coderingsschema.
Selecteer in de vervolgkeuzelijst het schema dat u wilt gebruiken of bewerken. Gebruik hiervoor ook de ernaast gelegen werkbalk.
De objectcode wordt gebruikt om pagina's conform de norm DIN EN 61355-1 te structureren. Daarbij wordt via de objectcode een document (d.w.z. een projectpagina) aan een bepaald object (bijvoorbeeld een functie, een plaats of een product) toegekend.
Opmerkingen:
- Om de objectcode voor de structurering te gebruiken, moet in de projecteigenschappen ook de uitgebreide referentiecodering geactiveerd zijn (selectievakje Uitgebreide referentiecode op het tabblad Structuur).
- De objectcode kan alleen samen met het codeblok Documenttype worden gebruikt. Een combinatie van objectcode en andere codeblokken is niet mogelijk. Wanneer u dus voor het gebruik van objectcodes het selectievakje Voor structurering gebruiken inschakelt, wordt ook de tabel met codeblokken (behalve het documenttype) grijs weergegeven en kan de codevolgorde niet worden gewijzigd.
Als het selectievakje Voor structurering gebruiken is ingeschakeld, wordt de objectcode voor de structurering van het project gebruikt. Het gedrag met betrekking tot de invoer en verwerking van de paginastructuur wordt dan gewijzigd; dit wordt beschreven in de paragraaf "Codering van pagina's volgens de norm DIN EN 61355-1".
Als het selectievakje is uitgeschakeld, komt de wijze waarop de paginastructuur wordt ingevoerd en verwerkt overeen met die in voorgaande EPLAN-versies (versie 2.3 of ouder). In dat geval is de objectcode niet als structureringselement beschikbaar.
In de tabel definieert u welke codeblokken voor de paginastructuur identificerend, beschrijvend of niet beschikbaar zijn.
De codeblokken worden overeenkomstig de in de tabel gedefinieerde volgorde in de boomstructuur van de pagina-navigator, in de pagina-eigenschappen etc. weergegeven. Met de pijlknoppen kunt u de codevolgorde van de codeblokken wijzigen.
- Structuur: hier worden de codeblokken weergegeven die overeenkomen met de paginastructuur. In de kolom daarnaast worden de bijbehorende voortekens weergegeven.
- Waarde: in deze kolom definieert u via de vervolgkeuzelijst of het codeblok identificerend, beschrijvend of niet beschikbaar is.
Zie ook
Projectstructuur: Basisprincipes