- U hebt een project geopend. Pagina > Navigator. Selecteer een project. Kies de snelmenuopdracht Eigenschappen. Kies het tabblad Structuur. Klik op [Volgende]. Kies in het dialoogvenster Uitgebreide projectstructuren het tabblad Vererving.
- U hebt een projectbeheerdatabank geselecteerd. U hebt directory's en projecten ingelezen. Project > Beheer. Selecteer een project. Kies het tabblad Structuur. Klik op [Volgende]. Kies in het dialoogvenster Uitgebreide projectstructuren het tabblad Vererving.
Op dit tabblad definieert u op welke wijze schemasymbolen de structuur- of onderdeelcodes van hun omgeving overnemen.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
Het nesten geeft aan op welke wijze schemasymbolen de structuur- of onderdeelcodes van bovenliggende schema-elementen, zoals structuurkasten en apparaatkasten, overnemen. Met de selectievakjes definieert u welke onderdelen de ODC van hun omgeving overnemen.
- Structuurkasten: schemasymbolen zonder eigen structuurcode nemen de structuurcode van de omgeving over. Schemasymbolen die zich in een structuurkast bevinden, krijgen dus de structuurcode van de structuurkast. Deze functionaliteit is van invloed op schemasymbolen die zich in meerdere binnen elkaar liggende structuurkasten bevinden. Als dit selectievakje is uitgeschakeld, worden uitsluitend de structuurcodes van de binnenste structuurkast door het schemasymbool overgenomen. Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden ook de structuurcodes van alle overige structuurkasten waarin zich schemasymbolen bevinden, door de schemasymbolen overgenomen.
Een schemasymbool F3 zonder eigen structuurcode bevindt zich in de binnen elkaar liggende structuurkasten =A4+O4 en =A3+O3 en =A2+O2. Voorbeeld met afbeelding
Selectievakje
Volledige ODC van F3
Ingeschakeld
=A2.A3.A4+O2.O3.O4-F3
Uitgeschakeld
=A4+O4-F3
- Algemene onderdelen: deze functionaliteit geldt voor schemasymbolen van algemene onderdelen die zich in een apparaatkast bevinden. Als het selectievakje is ingeschakeld, wordt de ODC van de apparaatkast door deze schemasymbolen overgenomen. Als het selectievakje is uitgeschakeld, wordt de ODC van de apparaatkast niet door deze schemasymbolen overgenomen.
Een schemasymbool H1 ligt in een apparaatkast U1. De apparaatkast heeft de volledige ODC =AP+ST1-U1.
Selectievakjes
Volledige ODC van H1
Ingeschakeld
=AP+ST1-U1-H1
Uitgeschakeld
=AP+ST1-H1
- Klemmenstroken: deze functionaliteit geldt voor klemmenstroken die zich in een apparaatkast bevinden. Als het selectievakje is ingeschakeld, wordt de ODC van de apparaatkast door klemmenstroken overgenomen. Als het selectievakje is uitgeschakeld, wordt de ODC van de apparaatkast niet door klemmenstroken overgenomen. Het nesten is van invloed op klemmen en klemmenstrookdefinities.
- Stekers: deze functionaliteit geldt voor stekers die zich in een apparaatkast bevinden. Als het selectievakje is ingeschakeld, wordt de ODC van de apparaatkast door stekers overgenomen. Als het selectievakje is uitgeschakeld, wordt de ODC van de apparaatkast niet door stekers overgenomen. Het nesten is van invloed op pennen, bussen en stekerdefinities.
- Kabels: deze functionaliteit geldt voor kabels die zich in een apparaatkast bevinden. Als het selectievakje is ingeschakeld, wordt de ODC van de apparaatkast door kabels overgenomen. Als het selectievakje is uitgeschakeld, wordt de ODC van de apparaatkast niet door kabels overgenomen. Het nesten is van invloed op kabels, kabelverbindingen en afschermingen.
- Algemene Fluid-onderdelen: deze functionaliteit geldt voor Fluid-onderdelen die zich in een apparaatkast bevinden. Als het selectievakje is ingeschakeld, wordt de ODC van de apparaatkast door Fluid-onderdelen overgenomen. Als het selectievakje is uitgeschakeld, wordt de ODC van de apparaatkast niet door Fluid-onderdelen overgenomen.
- Bereikoverschrijdend: deze functionaliteit zorgt ervoor dat onderdelen in het gehele project bereikoverschrijdend worden genest. Als het selectievakje is ingeschakeld, nemen elektrotechnische onderdelen bijvoorbeeld de ODC van een Fluid-apparaatkast over. Hiervoor is het nodig dat voor alle bereiken dezelfde onderdeelstructuur wordt gebruikt. Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld.
Groepsveld Structuurovername
ODC-overname bij Fluid-onderdelen uitschakelen:
Deze functionaliteit geldt voor alle Fluid-onderdelen. Als het selectievakje is ingeschakeld, nemen Fluid-onderdelen geen ODC over.
Structuurcodes bij schemasymbolen altijd nesten:
Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden de substructuurcodes doorgegeven; de codes worden dan achter elkaar gezet.
In een omgeving =A.A1 wordt een schemasymbool =.A2-F1 gedefinieerd. Als het selectievakje is ingeschakeld, krijgt het schemasymbool de ODC =A.A1.A2-F1.
Structuur bij de paginastructuur:
Overeenkomstig de EN-norm wordt de structuurcode van een schemasymbool dat op de pagina is geplaatst met de structuurcode van de pagina genest; dit mechanisme kan alleen worden uitgeschakeld als voor de ODC een groter-dan-teken (">") wordt geplaatst.
Als het selectievakje is ingeschakeld, worden alle structuurcodes van een op een pagina geplaatst schemasymbool met die van de pagina genest. Een uitzondering hierop vormen de volledige ODC's waarbij aan het begin het teken ">" staat; de verwerking van het ">"-teken geldt dan voor alle structuurcodes en de ODC zelf.
Als het selectievakje is uitgeschakeld, worden de structuurcodes van de pagina niet aan het onderdeel overgedragen.
U hebt in de onderdelen-navigator in de onderdeelstructuur =DD+EE een motor M1 gemaakt. U plaatst deze motor =DD+EE-M1 op de pagina =AB+OC/3.
Als het selectievakje is ingeschakeld, worden de structuurcodes van de pagina overgenomen in de volledige ODC van de motor:
=AB.DD+OC.EE-M1
Als het selectievakje is uitgeschakeld, worden de structuurcodes van de pagina niet overgenomen in de volledige ODC van de motor:
=DD+EE-M1
Structuren van apparaatkasten doorgeven aan afbreekpunten:
Als het selectievakje is ingeschakeld, worden de structuurcodes zoals groep, inbouwplaats etc. vanuit apparaat- en PLC-kasten doorgegeven aan de afbreekpunten. Dit komt overeen met het gedrag in EPLAN 21.
Zie ook
Met geneste structuurkasten werken
Apparaatkasten: Basisprincipes voor het nesten
Projectstructuur: Basisprincipes