In EPLAN kan voor een onderdeel een functiepool worden gemaakt. (Of deze functies al dan niet worden geplaatst, speelt daarbij geen rol.) Een controleerbare functiepool kan via een artikel- of een apparaatselectie worden gegenereerd: alleen als er een apparaatdefinitie is toegewezen, kunnen niet-geplaatste functies op fouten worden gecontroleerd en kunnen deze fouten worden gemeld.
De apparaatdefinitie is aan de hoofdfunctie gekoppeld en is daarvan afhankelijk. Deze wordt dus als deel van de hoofdfunctie beheerd. De levensduur van een apparaatdefinitie en de functiesjablonen daarin, is daardoor verbonden met de hoofdfunctie.
Als de hoofdfunctie (of het artikel) wordt verwijderd, wordt ook de apparaatdefinitie verwijderd. Wordt de hoofdfunctie gekopieerd, dan wordt ook de apparaatdefinitie gekopieerd.
In het schema worden 5 bussen zonder apparaatdefinitie getekend. Deze bussen wordt genummerd als A1, A10, A100, A1000 en A2. Omdat de apparaatdefinitie ontbreekt, kan er geen fout worden ontdekt.
Nadat er een apparaatdefinitie is gedefinieerd (7-polige steker) wordt de volledige functiepool gemaakt en worden de geplaatste aansluitpunten automatisch hernoemd:
A1 -> A1, A10 -> A2, A100 -> A3, A1000 -> A4 en A2 -> A5.
Vervolgens wordt de bus A5 in A7 hernoemd. Daarbij mag de aansluiting A5 natuurlijk niet verloren gaan en A7 niet dubbel voorkomen:
Voor het hernoemen:
Functiepool / geplaatste functie
Na het hernoemen:
Functiepool / geplaatste functie
De geplaatste functie wordt dus automatisch toegekend aan de juiste functiepool.
Als vervolgens het aansluitnummer van de geplaatste functie A1 wordt gewijzigd in A2, treedt er een conflict op omdat de geplaatste functies die aan het onderdeel zijn toegekend niet meer overeenstemmen met de apparaatfuncties. In dat geval verschijnt er een foutmelding.
Er zijn dus de volgende typen apparaatdefinities:
- De klassieke apparaatdefinitie die via een functiedefinitie wordt gerealiseerd: hier bestaat een apparaatdefinitie uit een set van x functiesjablonen. Bij elk van deze functiesjablonen is bovendien bij het functietype (functiedefinitie) aangegeven wat de identificerende eigenschappen van de functie zijn (bijvoorbeeld de aansluitcode).
- De niet-geplaatste functies die bijvoorbeeld gegevens opnemen of kunnen worden bedraad.
Zie ook