Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Instellingen voor de contactspiegel definiëren

U kunt de contactspiegelinstelling projectspecifiek of voor ieder onderdeel afzonderlijk definiëren. Daarbij heeft de instelling bij het schemasymbool voorrang op de projectinstelling.

Contactspiegel projectspecifiek instellen

Voorwaarde:

U hebt een project geopend.

  1. Kies Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Kruisverwijzingen / contactspiegel.
  2. Selecteer het instellingsbereik Algemeen.
  3. Geef in het groepsveld Contactspiegeltabel de tekens voor het labelen van de contactspiegeltabel op.
  4. Geef daarnaast in dit groepsveld waarden voor de breedte en hoogte van de contactspiegeltabel op.
  5. Selecteer het instellingsbereik Contactspiegel bij het schemasymbool.
  6. Definieer hier de voorinstellingen die bij de weergave van contactspiegels bij schemasymbolen moeten worden gebruikt.
  7. Schakel het selectievakje Als tabel weergeven in als het paginanummer en de kolomnaam in de kruisverwijzing als tabel worden ingevoerd; de tabelkoppen voor verbreek- en maakcontacten worden daarbij van de instelling Contactspiegeltabel: Labeling (instellingsbereik Algemeen) overgenomen.
  8. Schakel het selectievakje Tabelkruis met variabele lengte in als het tabelkruis automatisch aan het maximale formaat van de contactspiegelinvoeren wordt aangepast; in dat geval wordt er met de instelling Contactspiegeltabel: Breedte / Hoogte (instellingsbereik Algemeen) geen rekening gehouden.
  9. Selecteer in het veld Draaiing de gewenste waarde als de contactspiegel onder een andere hoek dan normaal moet worden weergegeven.
  10. Als het artikel- en / of typenummer bij de contactspiegel van het schemasymbool op verschillende posities worden weergegeven, selecteert u in de vervolgkeuzelijsten Weergave van het eerste / tweede artikelnummer en Weergave van het eerste / tweede artikeltype de betreffende invoeren.
  11. Selecteer het instellingsbereik Contactspiegel in het schemapad.
  12. Definieer hier de voorinstellingen die bij de weergave van contactspiegels in het schemapad van het schemasymbool moeten worden gebruikt. (Hier gelden dezelfde invoermogelijkheden als voor contactspiegels bij schemasymbolen.)
  13. Klik op [OK].

    De instellingen worden overgenomen.

Contactspiegel bij het schemasymbool instellen

Voorwaarden:

  1. Selecteer op het tabblad Weergave van het eigenschappendialoogvenster in de vervolgkeuzelijst Contactspiegel de invoer In het schemapad of Bij het schemasymbool. 

    Het tabblad Contactspiegelinstelling wordt weergegeven.
  2. Kies het tabblad Contactspiegelinstelling.
  3. Schakel het selectievakje Gebruikergedefinieerd in als u de instellingen niet wilt overnemen van de projectinstellingen.
  4. Definieer in het groepsveld Weergave hoe de contactspiegel voor het geselecteerde onderdeel wordt weergegeven.
  5. Klik op [OK].

    De contactspiegel wordt geplaatst volgens de instellingen bij het schemasymbool.

Opmerking:

U kunt de instelling voor het schemasymbool op elk moment wijzigen door op het onderdeel te dubbelklikken en daarna een andere invoer in de vervolgkeuzelijst Contactspiegel te selecteren of de instellingen op het tabblad Contactspiegelinstelling te wijzigen.

Contactspiegelpositie wijzigen

Voorwaarde:

U hebt op het tabblad Weergave van het eigenschappendialoogvenster in de vervolgkeuzelijst Contactspiegel de invoer In het schemapad of Bij het schemasymbool geselecteerd.

  1. Klik op [...] naast de vervolgkeuzelijst Contactspiegel.
  2. In het dialoogvenster Contactspiegelpositie schakelt u het selectievakje Automatisch uitgelijnd in als u wilt dat de contactspiegel door EPLAN automatisch verticaal onder de bijbehorende hoofdfunctie wordt geplaatst.
  3. Schakel het selectievakje uit als u de contactspiegelpositie zelf wilt definiëren en voer in de velden X-positie en Y-positie de waarden in waarmee u de contactspiegel wilt verschuiven.
  4. Klik op [OK].

Zie ook