Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Blokeigenschappen definiëren

Blokeigenschappen kunnen bij een functie worden gedefinieerd, maar kunnen ook bij symbolen of het project worden voorgedefinieerd. Hierna wordt beschreven hoe blokeigenschappen bij een functie worden gedefinieerd; de voordefinitie van blokeigenschappen bij het symbool of project wordt op dezelfde wijze uitgevoerd. Het verschil met projecten is dat er voor de verschillende functiecategorieën telkens één (geïndexeerde) formaateigenschap Blokeigenschap: Formaat (<Functiecategorie>) [n] bestaat.

Voorwaarden:

  1. Kies in het dialoogvenster Eigenschappen <...> het tabblad <Functiecategorie>.
  2. Klik op de werkbalk boven het veld Eigenschappen op (Nieuw).
  3. Selecteer een formaateigenschap in het dialoogvenster Eigenschapselectie en klik op [OK].

    Tip:

    U kunt ook tegelijkertijd de bijbehorende blokeigenschap voor de weergave in de grafische editor selecteren. U selecteert meerdere eigenschappen tegelijkertijd door de toets [Ctrl] ingedrukt te houden en op de eigenschappen te klikken.

  4. Selecteer op het tabblad <Functiecategorie> van het eigenschappendialoogvenster de eigenschap Blokeigenschap: Formaat [n] en klik in de kolom Waarde op [...].
  5. Selecteer in het dialoogvenster Formaat in de lijst Beschikbare formaatelementen een groep eigenschappen, en klik op het plus-teken om de onderliggende eigenschapsgroepen te openen.

    Indien u vanuit het object indirecte eigenschappen van overige objecten kunt bereiken, is de knop (Volgend niveau) actief.
  6. Wanneer u indirecte eigenschappen wilt selecteren, klikt u op (Volgend niveau).

    In het veld Beschikbare formaatelementen wordt weer de oorspronkelijke groepering van de eigenschappen aangegeven – deze eigenschappen zijn echter de (indirecte) eigenschappen van het vervolgobject!
  7. Selecteer de gewenste formaatgroep en klik op (Naar rechts verplaatsen).

    De knop (Naar rechts verplaatsen) is alleen actief als er een formaatgroep kan worden geselecteerd.
  8. Selecteer in het dialoogvenster Formaat: Blokeigenschap een bepaalde eigenschap en geef het formaat hiervoor op.
  9. Klik op [OK].

    In het dialoogvenster Formaat worden in het veld Geselecteerde formaatelementen de geselecteerde formaatelementen in een tabel weergegeven, met de bijbehorende code, de symbolische weergave (voor het weergavevoorbeeld) en de ingestelde waarde. De volgorde waarin de eigenschappen in de lijst staan, bepaalt de volgorde waarin de afzonderlijke eigenschappen bij de uitvoer van de blokeigenschap worden weergegeven.

    Als u indirecte eigenschappen hebt geselecteerd, is de knop (Vorig niveau) actief. Met deze knop kunt u weer terugkeren naar het uitgangsobject.
  10. Herhaal de stappen 5 t/m 7 om nog meer formaatelementen te definiëren.
  11. Met de pijlknoppen op de werkbalk kunt u, indien gewenst, de volgorde van de formaatelementen wijzigen.
  12. Klik op [OK].

    De blokeigenschap is nu gedefinieerd. In het dialoogvenster Eigenschappen wordt voor de betreffende formaateigenschap het veld Waarde gevuld met een voorbeeld van het ingestelde formaat.

Tip:

Via Kopiëren & Plakken kunt u het ingestelde veld in andere formaateigenschappen invoeren.

Zie ook