Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Montageraster definiëren en gebruiken

Montagerasters worden aan afzonderlijke oppervlakken van een 3D-artikelplaatsing toegekend en bij het plaatsen van andere componenten op deze oppervlakken weergegeven. Daardoor kan er alleen nog op de snijpunten van de rasterlijnen worden geplaatst. Met het montageraster kan een fabrikant- en typespecifiek gatenpatroon op bijvoorbeeld kastprofielen worden afgebeeld, waarin bij de montage schroefverbindingen worden geplaatst. U kunt de eigenschappen van het geplaatste montageraster naderhand nog wijzigen.

Voorwaarden:

  1. Kies de menuopdrachten Bewerken > Onderdelenlogica > Montageraster.
  2. Voer in het dialoogvenster Montageraster geschikte waarden in voor de rasterafstanden en raster-rijen in X- en Y-richting.
  3. Klik op [OK].Montagehulp zoals handles, montagepunten, montageoppervlakken etc. zijn elementen van de onderdelenlogica.
  4. Beweeg de cursor over de vlakken van de 3D-geometrie.

    Het vlak onder de cursor wordt met een kleur gemarkeerd.

    Het nulpunt van het vlak waarop de rasterpunten betrekking hebben die in het dialoogvenster Montageraster zijn gedefinieerd, wordt weergegeven met een coördinatensysteem.

  5. Klik op het gewenste vlak.

    Het montageraster hangt aan de cursor.

    Op het aangeklikte vlak worden snappunten en op het te plaatsen montageraster handles aangegeven.
  6. Schakel desgewenst tijdens het plaatsen met de toets [A] de handle om, of gebruik de snelmenuopdracht Plaatsingsopties, om via het gelijknamige dialoogvenster een handle alsmede een offset voor de geselecteerde handle ten opzichte van de cursorpositie te definiëren.
  7. Plaats het montageraster door op de gewenste plaats op het geselecteerde vlak te klikken.

    Het montageraster wordt opgeslagen bij de artikelplaatsing en in de layoutruimte weergegeven op het geselecteerde vlak. De functionaliteit blijft actief en u kunt nog meer vlakken voorzien van montagerasters.

    Voor een montageraster in één rij worden kleine dwarslijnen weergegeven.

  8. Sluit de actie af met de snelmenuopdracht Actie annuleren of met de toets [Esc].
  9. Dubbelklik op het geplaatste montageraster en sla op het eerste tabblad van het dialoogvenster Eigenschappen: Montageraster een toepasselijke naam en een beschrijving op.
  10. Wanneer u naderhand de rasterafstand en / of het aantal rasterrijen in X- en Y-richting wilt wijzigen, geeft u op het tabblad Formaat van het dialoogvenster de gewenste waarden op.
  11. Klik op [OK].

Zie ook