3D-objecten die in de 3D-montageopbouw als mechanische of elektrotechnische onderdelen moeten worden gebruikt, moeten over een aantal eigenschappen beschikken:
- De objecten kunnen in de layoutruimte en op andere objecten worden geplaatst.
- Andere objecten kunnen op 3D-objecten worden geplaatst.
- De geplaatste objecten kunnen in de logische structuur van de componenten worden ondergebracht.
Deze eigenschappen worden tezamen de onderdelenlogica genoemd. Voor het maken en bewerken van de onderdelenlogica zijn verschillende functies beschikbaar. Deze functies kunnen worden gebruikt nadat de grafische import- en bewerkingsfuncties zijn uitgevoerd. Met deze functies kunnen grafische 3D-weergaven die na de import nog geen logische informatie bezitten, verder worden bewerkt zodat ze als 3D-macro's voor onderdelen kunnen worden ingezet. Om de grafische weergave correct te kunnen plaatsen, moet in ieder geval een inbouwoppervlak worden gedefinieerd; de overige logicafuncties zijn optioneel.
Grafische definitie voor onderdelen
De 3D-grafische weergave wordt door de volgende functies gedefinieerd:
- Layoutruimte > Importeren (3D-grafische weergave)
- Bewerken > Grafisch > Combineren
- Bewerken > Grafisch > Draaien om as
Deze functies kunnen in het schemaproject en in het 3D-macroproject worden gebruikt.
Logische definitie voor onderdelen
De onderdelenlogica wordt door de volgende functies gedefinieerd. Deze zijn bereikbaar onder de menuopdrachten Bewerken > Onderdelenlogica.
- Inbouwoppervlak > Definiëren / Omdraaien / Verplaatsen / Draaien: definitie van een oppervlak bij een component waarop het 3D-object zelf wordt geplaatst en uitgelijnd. Inbouwoppervlakken kunnen alleen in een macroproject worden gedefinieerd, weergegeven en bewerkt.
De volgende functies kunnen in het schemaproject en in het macroproject worden gebruikt en met Beeld > Montagehulp worden weergegeven:
Handles en montagepunten: interactieve punten, lijnen en vlakken in de onderdelenlogica
De functies waarmee de onderdelenlogica wordt gedefinieerd, maken gebruik van interactieve punten, lijnen en vlakken. Bij het samenbouwen van 3D-componenten kunnen met gebruikergedefinieerde punten en vlakken afhankelijkheden worden gecreëerd. Bij componenten die via het STEP-uitwisselingsformaat uit externe 3D-CAD-systemen zijn geïmporteerd, kunnen interactieve punten worden aangebracht om de plaatsingsmogelijkheden te sturen of om vrijheidsgraden bij de draaiing en uitlijning van de componenten ten opzichte van elkaar te definiëren.
Interactieve punten bestaan altijd uit twee corresponderende delen:
Kleurcode:
Punten |
Weergave |
---|---|
Handle (gebruikergedefinieerd) |
Oranje blokje |
Handle (standaard) |
Rood blokje |
Montagepunt (gebruikergedefinieerd) |
Groen blokje |
Montagepunt (standaard) |
Blauw blokje |
Basispunt |
Cyaankleurig blokje |
Via de menuopdrachten Beeld > Montagehulp kunt u gedefinieerde interactieve punten weergeven en bewerken. U kunt montagepunten in het eigenschappendialoogvenster naar wens configureren.
Zie ook