Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Tabblad PLC-structuurgegevens

Op dit tabblad definieert u de eigenschappen die de totale PLC-kaart binnen een bussysteem heeft. Daarnaast definieert u hier de toewijzing van de PLC-kaart aan een bouwgroepen-rack.

In de bewerkingsmodus Eigenschappen (algemeen) bewerkt u de eigenschappen voor alle weergaven van de functie gemeenschappelijk; in dat geval wordt op het tabblad de aanvulling "(OD)" weergegeven.

Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:

Configuratieproject:

Geef hier de naam van het configuratieproject voor de PLC-kast op, of selecteer een invoer in de vervolgkeuzelijst. In de lijst worden alle waarden weergegeven die u voor gelijksoortige functies reeds op een andere plaats in het project hebt ingevoerd.

Stationsnaam:

Geef hier de stationsnaam voor de PLC-kast op, of selecteer een invoer in de vervolgkeuzelijst. In de lijst worden alle waarden weergegeven die u voor gelijksoortige functies reeds op een andere plaats in het project hebt ingevoerd. De stationsnaam dient als groeperingselement voor de netwerkcomponenten en wordt gewoonlijk afhankelijk van de fysieke locatie (schakelkast etc.) van het netwerkcomponent toegekend.

Bouwgroepen-rack:

Als de PLC-kast een bouwgroepen-rack of een kopstation weergeeft, geeft u hier de code van dit bouwgroepen-rack op.
Uitbreidingsbouwgroepen-racks moeten met het hoofdbouwgroepen-rack via busaansluitingen met elkaar worden verbonden.

Voor de PLC-gegevensuitwisseling in het AutomationML-formaat zijn numerieke waarden groter of gelijk aan "0" toegestaan. De nummering van bouwgroepen-racks begint in elk station met de waarde "0" ("Hoofdbouwgroepen-rack"), de nummering vindt zonder gaten plaats en moet binnen een station uniek zijn. Uitbreidingsbouwgroepen-racks hebben daarom waarden groter dan "0".

Opmerking:

Een kopstation wordt gekenmerkt door het feit dat het zelf een bouwgroepen-rack is en dat ofwel het selectievakje Kopstation ofwel het selectievakje CPU is ingeschakeld.

PLC-kaart gemonteerd op bouwgroepen-rack:

Als de PLC-kaart op een bouwgroepen-rack is gemonteerd of op een kopstation is aangesloten, geeft u hier de code van dit bouwgroepen-rack op. Als de PLC-kaart op een bouwgroepen-rack is gemonteerd en zelf een bouwgroepen-rack is, moet ook het veld Bouwgroepen-rack zijn gevuld.

Bij positie / steekplaats:

Voor een PLC-kaart die op een bouwgroepen-rack is gemonteerd, op een kopstation is aangesloten of op een kopstation is gemonteerd, geeft u hier het positienummer van de steekplaats aan.


Groepsveld Eigenschappen

Voor PLC-kaarten zijn o.a. de volgende eigenschappen beschikbaar:

CPU:

Schakel dit selectievakje in als de PLC-kast een CPU voorstelt.

PLC-specifieke instellingen:

Hier wordt het schema voor de PLC-specifieke instellingen weergegeven dat aan de CPU is toegekend. De invoer "Uit instellingen" geeft aan dat het in de projectinstellingen gedefinieerde schema wordt gebruikt.

Als het selectievakje CPU is ingeschakeld, kan dit veld worden bewerkt en kunt u een ander bestaand schema uit de vervolgkeuzelijst selecteren.

CPU: Naam:

Via de geïndexeerde eigenschap CPU: Naam [1-128] kent u aan de PLC-kast een of meerdere CPU's toe. Alle PLC-adressen met dezelfde CPU-naam behoren tot één I/O-lijst. Door verschillende CPU's op te geven, kunnen meerdere PLC-besturingen in een project worden beheerd. Zo kunnen bijvoorbeeld ingangen van de eerste CPU en uitgangen van een tweede CPU worden aangesproken.

Kopstation:

Schakel dit selectievakje in als het bij de actuele functie om een kopstation gaat.

Bij de PLC-gegevensuitwisseling wordt dit selectievakje ook gebruikt om een kopstation te coderen. In dat geval moet voor de betreffende PLC-kaart het veld Bouwgroepen-rack zijn gevuld.

Voedingsspanning:

Schakel dit selectievakje in als het bij de actuele functie om een voedingsspanning gaat.

Busverdeler:

Schakel dit selectievakje in om aan te geven dat de PLC-kast een busverdeler is.

PLC-kaart gemonteerd op kopstation:

Schakel dit selectievakje in bij PLC-kaarten die direct op het kopstation zijn gemonteerd of hierin zijn geïntegreerd. De bijbehorende positie op het kopstation voert u in de eigenschap Bij positie / steekplaats in.

Bij PLC-kaarten die naast het kopstation zijn aangesloten, blijft het selectievakje uitgeschakeld. De bijbehorende positie naast het kopstation voert u in de eigenschap Bij positie / steekplaats in.

Bussysteem:

Selecteer in deze vervolgkeuzelijst om welk bussysteem het gaat, bijvoorbeeld "Profibus", "Ethernet", "ASI" etc.

Opmerking:

Bijzonderheden van de bussystemen "Local-Bus: Uitbreiding", "DRIVE-CLiQ", "PortToPort" en "ET-Connection":

  • Deze bussystemen vormen geen netwerk.
  • Voor deze bussystemen wordt alleen de verbinding tussen de busaansluitingen geëxporteerd (gedetailleerde aansluiting).
  • De eigenschap Businterface: Naam (ID 20447) moet bij alle bijbehorende busaansluitingen van een apparaat identiek zijn, een spatie is hier ook toegestaan.
  • Een busadres is niet nodig. De bijbehorende controleprocedure 004037 kan door het activeren van de eigenschap Ontbrekende busadressen negeren (ID 20412) voor deze busaansluiting worden onderdrukt.

Fysiek net: Busadres / positienummer:

Voer hier het busadres in dat deze PLC-kast in het aangesloten bussysteem heeft.

Sorteerkenmerk (voor positie in bouwgroepen-rack):

Het sorteerkenmerk bepaalt de volgorde van PLC-kaarten op het bouwgroepen-rack. Normaal gesproken worden de PLC-kaarten overeenkomstig de waarde van de eigenschap Bij positie / steekplaats gesorteerd. De PLC-kaarten kunnen echter ook via het hier ingevoerde sorteerkenmerk worden gesorteerd. Dit is met name handig wanneer het bouwgroepen-rack PLC-kaarten bevat waarvoor in de eigenschap Bij positie / steekplaats dezelfde positienummers zijn ingevoerd, of waarvoor geen positienummers zijn ingevoerd. Zodra u de volgorde van de PLC-kaarten in het dialoogvenster Bouwgroepen-rack bewerken wijzigt, krijgen de modules een sorteerkenmerk en worden ze overeenkomstig dit sorteerkenmerk gesorteerd.

Zie ook