U hebt een project geopend.
- U hebt functies of een schemagedeelte in de grafische editor geselecteerd. Bewerken > In tabel. Klik op het tabblad Functies of Verbindingen naast het veld Schema op [...].
- U hebt functies of verbindingen in één van de navigators geselecteerd. Snelmenu > In tabel bewerken. Klik op het tabblad Functies of Verbindingen naast het veld Schema op [...].
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
Selecteer in de vervolgkeuzelijst het schema dat u wilt gebruiken of bewerken. Gebruik hiervoor ook de ernaast gelegen werkbalk.
Opmerking:
De schema's worden gebruikerspecifiek opgeslagen. Als bijvoorbeeld een elektro-engineer en een fluid-engineer samen aan een project werken, kunnen ze allebei hun eigen specifieke instellingen voor de bewerking in de tabel gebruiken. Om een schema samen met het project door te geven, moet u het schema exporteren en dit afzonderlijk doorgeven.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt de onderdeelcode in een groep kolommen opgedeeld. De kolommen definieert u in het veld Kolomkopteksten.
Als het selectievakje is uitgeschakeld, wordt de standaard ODC-indeling gebruikt, namelijk "Deel-ODC 1, Deel-ODC 2, Prefix, Kenletter, Teller, Subteller".
In dit veld definieert u het aantal kolommen voor de ODC-indeling, en de kopteksten daarvan. Standaard worden vijf kolommen met de kopteksten "Deel 1" tot "Deel 5" weergegeven. U kunt deze hernoemen en verwijderen; u kunt ook kolommen toevoegen.
U definieert drie kolommen met de kopteksten "Schakelingnummer", "Componentcode" en "Componentnummer". Een ODC "1V2" wordt dan als volgt ingedeeld:
Schakelingnummer |
Componentcode |
Componentnummer |
---|---|---|
1 |
V |
2 |
Het selectievakje ODC-indeling kan niet worden uitgeschakeld, omdat de tabelkolommen die van de ODC-indeling afhankelijk zijn, kunnen worden gewijzigd.
In de velden Kolomkopteksten en Kolomconfiguratie is een snelmenu beschikbaar:
- Snelmenuopdrachten voor de weergave van tabellen
Zie ook