Elementen zoals afbeeldingsbestanden, grafische elementen of geïmporteerde DXF- / DWG-bestanden kunnen als achtergrondafbeeldingen worden gebruikt. Het layerbeheer bevat hiervoor de instelling Achtergrond. Elementen op een dergelijk ingestelde layer liggen altijd helemaal onderaan, dus ook achter de autoconnecting-lijnen.
Voorwaarden:
- U hebt een pagina, een formulier, een plotkader of een symbool geopend.
- U hebt een afbeeldingsbestand, een DXF- / DWG-bestand, grafische elementen etc. ingevoegd.
- U hebt in het layerbeheer voor bepaalde layers het selectievakje Achtergrond ingeschakeld.
Elementen als achtergrondafbeelding definiëren
- Dubbelklik op het gewenste element om het eigenschappendialoogvenster te openen.
- Kies in het eigenschappendialoogvenster het tabblad Formaat.
- Selecteer in het veld Layer een layer waarvoor in het layerbeheer het selectievakje Achtergrond is ingeschakeld (bijvoorbeeld de layer EPLAN705, Grafisch.Achtergrondafbeelding).
- Klik op [OK].
Het element wordt op de achtergrond geplaatst en kan niet meer worden geselecteerd en bewerkt.
Achtergrondafbeelding bewerken
- Kies de menuopdrachten Opties > Achtergrond bewerken.
Elementen die op een layer liggen waarvoor de instelling Achtergrond is ingeschakeld, kunnen worden geselecteerd en bewerkt. - Dubbelklik op het gewenste element om het eigenschappendialoogvenster te openen en bewerk daarin de eigenschappen van het element.
- Kies de menuopdrachten Opties > Achtergrond bewerken om deze optie weer uit te schakelen.
Zie ook